Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Anschlagen:


German

Detailed Translations for Anschlagen from German to Dutch

Anschlagen:

Anschlagen [das ~] nom

  1. Anschlagen (Eintippen)
    het succes
  2. Anschlagen (Anlegen; Bau)
    aanleggen
  3. Anschlagen (Anklopfen)
    aantikken

Translation Matrix for Anschlagen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanleggen Anlegen; Anschlagen; Bau
aantikken Anklopfen; Anschlagen
succes Anschlagen; Eintippen Best-seller; Erfolg; Gelingen; Glück; Hit; Klapper; Schlager; Treffer
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanleggen anbinden; anketten; anlegen; bauen; befestigen; einhaken; einrichten; festbinden; festmachen; heften; installieren; verankern
aantikken abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; klopfen; pochen; ticken; tippen