Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate bereden

Translate bereden from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. bereden:

German

Detailed Translations for bereden from German to Dutch

bereden:

bereden verbe (berede, beredest, beredet, beredete, beredetet, beredet)

  1. bereden (besprechen; durchsprechen; diskutieren; )
    bespreken; bediscussiëren; doorspreken; praten over; bepraten; doorpraten
    • bespreken verbe (bespreek, bespreekt, besprak, bespraken, besproken)
    • doorspreken verbe (spreek door, spreekt door, sprak door, spraken door, doorgesproken)
    • praten over verbe
    • bepraten verbe (bepraat, bepraatte, bepraatten, bepraat)
    • doorpraten verbe (praat door, praatte door, praatten door, doorgepraat)
  2. bereden (besprechen; begründen; argumentieren; )
    argumenteren; redeneren; beredeneren
    • argumenteren verbe (argumenteer, argumenteert, argumenteerde, argumenteerden, geargumenteerd)
    • redeneren verbe (redeneer, redeneert, redeneerde, redeneerden, geredeneerd)
    • beredeneren verbe (beredeneer, beredeneert, beredeneerde, beredeneerden, beredeneerd)
  3. bereden (überreden; überzeugen; herumkriegen; umstimmen; einwickeln)
    overtuigen; overhalen; overreden; ompraten
    • overtuigen verbe (overtuig, overtuigt, overtuigde, overtuigden, overtuigd)
    • overhalen verbe (haal over, haalt over, haalde over, haalden over, over gehaald)
    • overreden verbe (overreed, overreedt, overreedde, overreedden, overreed)
    • ompraten verbe (praat om, praatte om, praatten om, omgepraat)
  4. bereden (über etwas sprechen; besprechen; durchnehmen; erörtern)
    onderwerp behandelen; spreken over
  5. bereden (beraten; konsultieren; durchsprechen; durchdiskutieren)
    overleg voeren; doorspreken

Conjugations for bereden:

Präsens
  1. berede
  2. beredest
  3. beredet
  4. bereden
  5. beredet
  6. bereden
Imperfekt
  1. beredete
  2. beredetest
  3. beredete
  4. beredeten
  5. beredetet
  6. beredeten
Perfekt
  1. habe beredet
  2. hast beredet
  3. hat beredet
  4. haben beredet
  5. habt beredet
  6. haben beredet
1. Konjunktiv [1]
  1. berede
  2. beredest
  3. berede
  4. bereden
  5. beredet
  6. bereden
2. Konjunktiv
  1. beredete
  2. beredetest
  3. beredete
  4. beredeten
  5. beredetet
  6. beredeten
Futur 1
  1. werde bereden
  2. wirst bereden
  3. wird bereden
  4. werden bereden
  5. werdet bereden
  6. werden bereden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde bereden
  2. würdest bereden
  3. würde bereden
  4. würden bereden
  5. würdet bereden
  6. würden bereden
Diverses
  1. bered!
  2. beredet!
  3. bereden Sie!
  5. beredet
  6. beredend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for bereden:

NounRelated TranslationsOther Translations
bespreken Besprechen; Sprechen über
spreken over Besprechen; Sprechen über
VerbRelated TranslationsOther Translations
argumenteren argumentieren; auseinandersetzen; ausführlich erörtern; begründen; bereden; besprechen; darlegen argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten
bediscussiëren ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
bepraten ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
beredeneren argumentieren; auseinandersetzen; ausführlich erörtern; begründen; bereden; besprechen; darlegen
bespreken ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern ein Reis buchen; ein Reis reservieren
doorpraten ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern weiterreden; weitersprechen
doorspreken ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern; konsultieren
ompraten bereden; einwickeln; herumkriegen; umstimmen; überreden; überzeugen
onderwerp behandelen bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; über etwas sprechen
overhalen bereden; einwickeln; herumkriegen; umstimmen; überreden; überzeugen
overleg voeren beraten; bereden; durchdiskutieren; durchsprechen; konsultieren
overreden bereden; einwickeln; herumkriegen; umstimmen; überreden; überzeugen
overtuigen bereden; einwickeln; herumkriegen; umstimmen; überreden; überzeugen
praten over ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
redeneren argumentieren; auseinandersetzen; ausführlich erörtern; begründen; bereden; besprechen; darlegen
spreken over bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; über etwas sprechen

Synonyms for "bereden":








Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0879 seconds
Page rendered in 1.0 seconds