German

Detailed Translations for entkräften from German to Dutch

entkräften:

entkräften verbe (entkräfte, entkräftst, entkräftt, entkräftte, entkräfttet, entkräftet)

  1. entkräften
    verlammen; ontwrichten; krachteloos maken
    • verlammen verbe (verlam, verlamt, verlamde, verlamden, verlamd)
    • ontwrichten verbe (ontwricht, ontwrichtte, ontwrichtten, ontwricht)
    • krachteloos maken verbe (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)
  2. entkräften
    machteloos maken; krachteloos maken
    • machteloos maken verbe (maak machteloos, maakt machteloos, maakte machteloos, maakten machteloos, machteloos gemaakt)
    • krachteloos maken verbe (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)
  3. entkräften (widerlegen)
    ontkrachten; weerleggen; ontzenuwen
    • ontkrachten verbe (ontkracht, ontkrachtte, ontkrachtten, ontkracht)
    • weerleggen verbe (weerleg, weerlegt, weerlegde, weerlegden, weerlegd)
    • ontzenuwen verbe (ontzenuw, ontzenuwt, ontzenuwde, ontzenuwden, ontzenuwd)
  4. entkräften (ermüden; erschöpfen; fertigmachen; ermatten; auspumpen)
    uitputten; vermoeien; slopen; afmatten; moe maken
    • uitputten verbe (put uit, putte uit, putten uit, uitgeput)
    • vermoeien verbe (vermoei, vermoeit, vermoeide, vermoeiden, vermoeid)
    • slopen verbe (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • afmatten verbe (mat af, matte af, matten af, afgemat)
    • moe maken verbe (maak moe, maakt moe, maakte moe, maakten moe, moe gemaakt)

Conjugations for entkräften:

Präsens
  1. entkräfte
  2. entkräftst
  3. entkräftt
  4. entkräften
  5. entkräftt
  6. entkräften
Imperfekt
  1. entkräftte
  2. entkräfttest
  3. entkräftte
  4. entkräftten
  5. entkräfttet
  6. entkräftten
Perfekt
  1. bin entkräftet
  2. bist entkräftet
  3. ist entkräftet
  4. sind entkräftet
  5. seid entkräftet
  6. sind entkräftet
1. Konjunktiv [1]
  1. entkräfte
  2. entkräftest
  3. entkräfte
  4. entkräften
  5. entkräftet
  6. entkräften
2. Konjunktiv
  1. entkräftte
  2. entkräfttest
  3. entkräftte
  4. entkräftten
  5. entkräfttet
  6. entkräftten
Futur 1
  1. werde entkräften
  2. wirst entkräften
  3. wird entkräften
  4. werden entkräften
  5. werdet entkräften
  6. werden entkräften
1. Konjunktiv [2]
  1. würde entkräften
  2. würdest entkräften
  3. würde entkräften
  4. würden entkräften
  5. würdet entkräften
  6. würden entkräften
Diverses
  1. entkräft!
  2. entkräftt!
  3. entkräften Sie!
  4. entkräftet
  5. entkräftend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for entkräften:

NounRelated TranslationsOther Translations
afmatten Abmühen; Anstrengen
uitputten Abmühen; Anstrengen
vermoeien Abmühen; Anstrengen
VerbRelated TranslationsOther Translations
afmatten auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen
krachteloos maken entkräften
machteloos maken entkräften
moe maken auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen
ontkrachten entkräften; widerlegen
ontwrichten entkräften ausrenken; verrenken; verstauchen
ontzenuwen entkräften; widerlegen
slopen auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; aushöhlen; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; ganz kaputt und auseinander holen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern
uitputten auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen erlahmen; ermatten; ermüden; erschlaffen; schwach werden; schwächer werden
verlammen entkräften lahmlegen; lähmen
vermoeien auspumpen; entkräften; ermatten; ermüden; erschöpfen; fertigmachen ermatten; ermüden; erschöpfen
weerleggen entkräften; widerlegen

Synonyms for "entkräften":


Wiktionary Translations for entkräften:


Cross Translation:
FromToVia
entkräften ontkrachten; verzwakken eviscerate — to make ineffectual or meaningless
entkräften ergeren; tegenstaan; vermoeien; vervelen; ontkrachten fatigueraffaiblir par une trop grande dépense de force.

External Machine Translations: