German

Detailed Translations for prickeln from German to Dutch

prickeln:

prickeln verbe (prickele, prickelst, prickelt, prickelte, prickeltet, geprickelt)

  1. prickeln (erregen; aufwinden; anregen; )
    opwinden; opwekken; prikkelen; stimuleren
    • opwinden verbe (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)
    • opwekken verbe (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • prikkelen verbe (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • stimuleren verbe (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  2. prickeln (perlen; schäumen)
    sprankelen; opbruisen; mousseren; tintelen
    • sprankelen verbe (sprankel, sprankelt, sprankelde, sprankelden, gesprankeld)
    • opbruisen verbe (bruis op, bruist op, bruiste op, bruisten op, opgebruist)
    • mousseren verbe (mousseer, mousseert, mousseerde, mousseerden, gemousseerd)
    • tintelen verbe (tintel, tintelt, tintelde, tintelden, getinteld)
  3. prickeln (perlig)
    kralen; parelen
    • kralen verbe (kraal, kraalt, kraalde, kraalden, gekraald)
    • parelen verbe (parel, parelt, parelde, parelden, gepareld)
  4. prickeln (auf die Nerven gehen; ärgern; irritieren; )
    irriteren; op de zenuwen werken; vervelen
    ergeren
    – iets doen wat hij vervelend vindt 1
    • ergeren verbe (erger, ergert, ergerde, ergerden, geërgerd)
      • ik erger hem met die muziek1

Conjugations for prickeln:

Präsens
  1. prickele
  2. prickelst
  3. prickelt
  4. prickelen
  5. prickelt
  6. prickelen
Imperfekt
  1. prickelte
  2. prickeltest
  3. prickelte
  4. prickelten
  5. prickeltet
  6. prickelten
Perfekt
  1. habe geprickelt
  2. hast geprickelt
  3. hat geprickelt
  4. haben geprickelt
  5. habt geprickelt
  6. haben geprickelt
1. Konjunktiv [1]
  1. prickele
  2. prickelest
  3. prickele
  4. prickelen
  5. prickelet
  6. prickelen
2. Konjunktiv
  1. prickelte
  2. prickeltest
  3. prickelte
  4. prickelten
  5. prickeltet
  6. prickelten
Futur 1
  1. werde prickeln
  2. wirst prickeln
  3. wird prickeln
  4. werden prickeln
  5. werdet prickeln
  6. werden prickeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde prickeln
  2. würdest prickeln
  3. würde prickeln
  4. würden prickeln
  5. würdet prickeln
  6. würden prickeln
Diverses
  1. prickel!
  2. prickelt!
  3. prickelen Sie!
  4. geprickelt
  5. prickelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for prickeln:

NounRelated TranslationsOther Translations
kralen Glasperlen; Perlen
opwekken Anstiften
sprankelen Funkeln; Glänzen
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
VerbRelated TranslationsOther Translations
ergeren auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
irriteren auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
kralen perlig; prickeln
mousseren perlen; prickeln; schäumen
op de zenuwen werken auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern
opbruisen perlen; prickeln; schäumen
opwekken anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aktivieren; ankurbeln; anregen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; beleben; ermuntern; ermutigen; hervorrufen; neu beleben; neubeleben; reanimieren; reizen; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen
opwinden anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aufwickeln; aufwinden
parelen perlig; prickeln
prikkelen anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; ermuntern; ermutigen; jemand motivieren; motivieren; reizen; stimulieren; verbessern; zusprechen
sprankelen perlen; prickeln; schäumen flimmern; funkeln; glitzern; glänzen; leuchten; scheinen; schimmern
stimuleren anregen; anreizen; anspornen; aufreizen; aufwinden; erhitzen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren aktivieren; anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anschüren; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; bejauchzen; beleben; ermuntern; ermutigen; feiern; fördern; hervorrufen; jemand motivieren; jubeln; komplimentieren; motivieren; neubeleben; reizen; schüren; stimulieren; verbessern; wecken; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
tintelen perlen; prickeln; schäumen
vervelen auf die Nerven gehen; belästigen; erregen; irritieren; prickeln; reizen; stören; ärgern langweilen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
parelen perlen

Synonyms for "prickeln":