German

Detailed Translations for rühren from German to Dutch

rühren:

rühren verbe (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)

  1. rühren (mischen; bewegen)
    mixen; roeren
    • mixen verbe (mix, mixt, mixte, mixten, gemixt)
    • roeren verbe (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
  2. rühren (betreffen; treffen; berühren; )
    betreffen; aangaan; raken
    • betreffen verbe (betref, betreft, betrof, betroffen, betroffen)
    • aangaan verbe (ga aan, gaat aan, ging aan, gingen aan, aangegaan)
    • raken verbe (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  3. rühren (in Bewegung bringen; bewegen; sich regen)
    bewegen; in beweging brengen; beroeren
    • bewegen verbe (beweeg, beweegt, bewoog, bewogen, bewogen)
    • in beweging brengen verbe (breng in beweging, brengt in beweging, bracht in beweging, brachten in beweging, in beweging gebracht)
    • beroeren verbe (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
  4. rühren (beeinflußen; treffen; anrühren; ansprechen)
    beïnvloeden; treffen; raken
    • beïnvloeden verbe (beïnvloed, beïnvloedt, beïnvloedde, beïnvloedden, beïnvloed)
    • treffen verbe (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • raken verbe (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  5. rühren (ergreifen)
    ontroeren; aangrijpen
    • ontroeren verbe (ontroer, ontroert, ontroerde, ontroerden, ontroerd)
    • aangrijpen verbe (grijp aan, grijpt aan, greep aan, grepen aan, aangegrepen)
  6. rühren (treffen; berühren; schlagen; )
    treffen; beroeren; raken
    • treffen verbe (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • beroeren verbe (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
    • raken verbe (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  7. rühren
    roeren; beroeren
    • roeren verbe (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • beroeren verbe (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
  8. rühren
    verroeren
    • verroeren verbe (verroer, verroert, verroerde, verroerden, verroerd)
  9. rühren
    rondroeren
    • rondroeren verbe (roer rond, roert rond, roerde rond, roerden rond, rondgeroerd)
  10. rühren (treffen; bewegen)
  11. rühren (milde machen; erweichen; weich machen)
    vertederen
    • vertederen verbe (verteder, vertedert, vertederde, vertederden, vertederd)
  12. rühren (bewegen)

Conjugations for rühren:

Präsens
  1. rühre
  2. rührst
  3. rührt
  4. rühren
  5. rührt
  6. rühren
Imperfekt
  1. rührte
  2. rührtest
  3. rührte
  4. rührten
  5. rührtet
  6. rührten
Perfekt
  1. habe gerührt
  2. hast gerührt
  3. hat gerührt
  4. haben gerührt
  5. habt gerührt
  6. haben gerührt
1. Konjunktiv [1]
  1. rühre
  2. rührest
  3. rühre
  4. rühren
  5. rühret
  6. rühren
2. Konjunktiv
  1. rührte
  2. rührtest
  3. rührte
  4. rührten
  5. rührtet
  6. rührten
Futur 1
  1. werde rühren
  2. wirst rühren
  3. wird rühren
  4. werden rühren
  5. werdet rühren
  6. werden rühren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde rühren
  2. würdest rühren
  3. würde rühren
  4. würden rühren
  5. würdet rühren
  6. würden rühren
Diverses
  1. rühr!
  2. rührt!
  3. rühren Sie!
  4. gerührt
  5. rührend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for rühren:

NounRelated TranslationsOther Translations
aangaan Betreffen
aangrijpen Anfassen; Anpacken
betreffen Betreffen
mixen Mengen; Mischen; Mixen; Vermischen
raken Treffen
treffen Begegnung; Treffen; Zusammenkunft; Zusammentreffen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aangaan antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen Belange haben; anfangen; angehen; anknöpfen; beginnen; betreffen; gehen um; starten
aangrijpen ergreifen; rühren anwenden; benutzen; einsetzen; gebrauchen; handhaben; hantieren; verwenden
beroeren antun; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; in Bewegung bringen; rühren; schlagen; sich regen; treffen
betreffen antun; berühren; betreffen; bewegen; erregen; rühren; treffen angehen; betreffen; gehen um
bewegen bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen bewegen; wegbegeben
beïnvloeden anrühren; ansprechen; beeinflußen; rühren; treffen beeinflussen; steuern
iemand raken bewegen; rühren; treffen
iemand treffen bewegen; rühren; treffen
in beweging brengen bewegen; in Bewegung bringen; rühren; sich regen
mixen bewegen; mischen; rühren
ontroeren ergreifen; rühren anrühren; berühren; bewegen; treffen
raken anrühren; ansprechen; antun; beeinflußen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen anrühren; berühren; bewegen; enden; hingelangen; hinkommen; treffen
roeren bewegen; mischen; rühren anschüren; bewegen; schüren; umruhren; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen
rondroeren rühren
treffen anrühren; ansprechen; antun; beeinflußen; berühren; besiegen; betreffen; bewegen; erregen; rühren; schlagen; treffen anrühren; begegnen; berühren; bewegen; enden; entgegen; hingelangen; hinkommen; sich treffen; treffen
verroeren rühren
vertederen erweichen; milde machen; rühren; weich machen
zich bewegen bewegen; rühren

Synonyms for "rühren":

  • reizen
  • aufrühren; aufwühlen; umrühren

Wiktionary Translations for rühren:

rühren
verb
  1. een vloeistof met een spaan in ronde beweging brengen
  2. in beweging komen
  3. teder stemmen

Cross Translation:
FromToVia
rühren emotioneren; ontroeren affect — to move to emotion
rühren ontroeren; ontzetten; aangrijpen; bewegen; roeren move — to arouse the feelings or passions of
rühren omzetten; overbrengen; overplaatsen; verleggen; verplaatsen; bewegen; verroeren; aangrijpen; ontroeren remuermouvoir, déplacer.
rühren mengen; vermengen touillermélanger, brasser, remuer.
rühren aangrijpen; bewegen; ontroeren; agiteren; ophitsen; opruien; opstoken; opwinden; schudden émouvoirprovoquer une émotion.