Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. zersetzen:


German

Detailed Translations for zersetzen from German to Dutch

zersetzen:

zersetzen verbe

  1. zersetzen (auflösen; trennen; auseinanderfallen; )
    uiteenvallen; desintegreren; uit elkaar vallen
    • uiteenvallen verbe (val uiteen, valt uiteen, viel uiteen, vielen uiteen, uiteengevallen)
    • uit elkaar vallen verbe (val uit elkaar, valt uit elkaar, viel uit elkaar, vielen uit elkaar, uit elkaar gevallen)

Translation Matrix for zersetzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
desintegreren auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; herauslösen; lösen; spalten; trennen; zerfallen; zerlegen; zersetzen
uit elkaar vallen auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; herauslösen; lösen; spalten; trennen; zerfallen; zerlegen; zersetzen
uiteenvallen auflösen; aufteilen; auseinanderfallen; herauslösen; lösen; spalten; trennen; zerfallen; zerlegen; zersetzen

Synonyms for "zersetzen":