English

Detailed Translations for collecting from English to Dutch

collecting:

collecting [the ~] nom

  1. the collecting
    innen

Translation Matrix for collecting:

NounRelated TranslationsOther Translations
innen collecting collection; recovery
- aggregation; assembling; collection
VerbRelated TranslationsOther Translations
innen cash; collect money
OtherRelated TranslationsOther Translations
- collection; collection of debts; recovery

Related Words for "collecting":


Synonyms for "collecting":


Related Definitions for "collecting":

  1. the act of gathering something together1

collect:

to collect verbe (collects, collected, collecting)

  1. to collect (gather)
    verzamelen; vergaren; bijeenzoeken
    • verzamelen verbe (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren verbe (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • bijeenzoeken verbe (zoek bijeen, zoekt bijeen, zocht bijeen, zochten bijeen, bijeengezocht)
  2. to collect (gather)
    verzamelen; vergaren; inzamelen
    • verzamelen verbe (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren verbe (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • inzamelen verbe (zamel in, zamelt in, zamelde in, zamelden in, ingezameld)
  3. to collect (take along; take away; pick up; )
    ophalen; meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen
    • ophalen verbe (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)
    • meenemen verbe (neem mee, neemt mee, nam mee, namen mee, meegenomen)
    • afnemen verbe (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • afhalen verbe (haal af, haalt af, haalde af, haalden af, afgehaald)
    • wegnemen verbe (neem weg, neemt weg, nam weg, namen weg, weggenomen)
    • weghalen verbe (haal weg, haalt weg, haalde weg, haalden weg, weggehaald)
  4. to collect (pick up; fetch)
    ophalen; afhalen en meenemen; oppikken
  5. to collect (accept; receive)
    ontvangen; accepteren; aannemen; aanvaarden; in ontvangst nemen
    • ontvangen verbe (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)
    • accepteren verbe (accepteer, accepteert, accepteerde, accepteerden, geaccepteerd)
    • aannemen verbe (neem aan, neemt aan, nam aan, namen aan, aangenomen)
    • aanvaarden verbe (aanvaard, aanvaardt, aanvaardde, aanvaardden, aanvaard)
    • in ontvangst nemen verbe (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
  6. to collect (gather together; glean; save; horde; pick up)
    verzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen; oppotten; bijeenzamelen
    • verzamelen verbe (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren verbe (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • sparen verbe (spaar, spaart, spaarde, spaarden, gespaard)
    • opeenhopen verbe (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
    • oppotten verbe (pot op, potte op, potten op, opgepot)
  7. to collect (gather; glean)
    verzamelen; oogsten; plukken
    • verzamelen verbe (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • oogsten verbe (oogst, oogstte, oogstten, geoogst)
    • plukken verbe (pluk, plukt, plukte, plukten, geplukt)
  8. to collect (gather; assemble; accumulate; amass)
    verzamelen; verenigen
    • verzamelen verbe (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • verenigen verbe (verenig, verenigt, verenigde, verenigden, verenigd)
  9. to collect (obtain; gather)
    inwinnen; trachten te krijgen
  10. to collect (learn; gain; receive; absorb)
    leren; kennis opdoen; opsteken; meekrijgen; oppikken; meepikken
    • leren verbe (leer, leert, leerde, leerden, geleerd)
    • opsteken verbe (steek op, steekt op, stak op, staken op, opgestoken)
    • meekrijgen verbe (krijg mee, krijgt mee, kreeg mee, kregen mee, meegekregen)
    • oppikken verbe (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
    • meepikken verbe (pik mee, pikt mee, pikte mee, pikten mee, meegepikt)
  11. to collect (pick something up)
  12. to collect (pick up; gather; glean)
    oprapen; oppikken; opsnappen; oppakken
    • oprapen verbe (raap op, raapt op, raapte op, raapten op, opgeraapt)
    • oppikken verbe (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)
    • opsnappen verbe (snap op, snapt op, snapte op, snapten op, opgesnapt)
    • oppakken verbe (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)

Conjugations for collect:

present
  1. collect
  2. collect
  3. collects
  4. collect
  5. collect
  6. collect
simple past
  1. collected
  2. collected
  3. collected
  4. collected
  5. collected
  6. collected
present perfect
  1. have collected
  2. have collected
  3. has collected
  4. have collected
  5. have collected
  6. have collected
past continuous
  1. was collecting
  2. were collecting
  3. was collecting
  4. were collecting
  5. were collecting
  6. were collecting
future
  1. shall collect
  2. will collect
  3. will collect
  4. shall collect
  5. will collect
  6. will collect
continuous present
  1. am collecting
  2. are collecting
  3. is collecting
  4. are collecting
  5. are collecting
  6. are collecting
subjunctive
  1. be collected
  2. be collected
  3. be collected
  4. be collected
  5. be collected
  6. be collected
diverse
  1. collect!
  2. let's collect!
  3. collected
  4. collecting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for collect:

NounRelated TranslationsOther Translations
aannemen adoption; presumption; presupposition
aanvaarden acceptance; accepting; inner acceptance; intake
accepteren acceptance; intake
afnemen declining in force; decrease in power; decrease in strength; dust; remove; weakening; wipe off
inwinnen gathering
leren learning; studying
meekrijgen winning over
opeenhopen accumulation
oprapen picking up
opsteken holding up; putting up
wegnemen amputating; amputation; removing; taking
VerbRelated TranslationsOther Translations
aannemen accept; collect; receive abide; accept; accept a gift; adopt; believe; believe in; employ; engage; hire; presume; recruit; sign on; take; take on; take possession of
aanvaarden accept; collect; receive abide; accept; accept a gift; let come; let happen; put up with; submit to; take; take on; take possession of
accepteren accept; collect; receive abide; accept; accept a gift; let come; let happen; put up with; submit to; take; take on; take possession of
afhalen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away bone; flay; poach; skin
afhalen en meenemen collect; fetch; pick up
afnemen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away be shortcoming; cadge; clear away; clear up; collar; curtail; decline; decrease; diminish; dust; dwindle; expropriate; filch; go down; go thieving; lessen; make off with; mark down; nick; pilfer; pinch; purloin; reduce; regress; remove; rob; scale down; shrink; shrink away; sink; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away; wain; waining
bijeenzamelen collect; gather together; glean; horde; pick up; save
bijeenzoeken collect; gather
iets ophalen collect; pick something up
in ontvangst nemen accept; collect; receive receive
inwinnen collect; gather; obtain
inzamelen collect; gather
kennis opdoen absorb; collect; gain; learn; receive
leren absorb; collect; gain; learn; receive acquire; aquire; educate; familiarise; familiarize; get the hang of; get used to; learn; master; pick up; practice; practise; qualify; study; studying; teach; train
meekrijgen absorb; collect; gain; learn; receive
meenemen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away take away; take out
meepikken absorb; collect; gain; learn; receive get a piece of the pie; get one's share
ontvangen accept; collect; receive entertain; receive; regale; welcome
oogsten collect; gather; glean gather; harvest; pick; reap
opeenhopen collect; gather together; glean; horde; pick up; save accumulate; heap up; mount up; pile up; place upon; stack
ophalen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away bring up; pull up; raise; retrieve
oppakken collect; gather; glean; pick up apprehend; arrest; capture; detain; hold; imprison; pick up; seize; take in custody; take prisoner
oppikken absorb; collect; fetch; gain; gather; glean; learn; pick up; receive acquire; get the hang of; learn; pick up; study
oppotten collect; gather together; glean; horde; pick up; save hoard; pot; store
oprapen collect; gather; glean; pick up
opsnappen collect; gather; glean; pick up
opsteken absorb; collect; gain; learn; receive acquire; get the hang of; learn; light a cigaret; pick up; study
plukken collect; gather; glean gather; harvest; pick; pluck; reap
sparen collect; gather together; glean; horde; pick up; save bank; consider; put money in the bank; save; spare
trachten te krijgen collect; gather; obtain
verenigen accumulate; amass; assemble; collect; gather
vergaren collect; gather; gather together; glean; horde; pick up; save
verzamelen accumulate; amass; assemble; collect; gather; gather together; glean; horde; pick up; save see each other; to gather; visit
weghalen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away remove
wegnemen collect; come round for; fetch; pick up; take; take along; take away cadge; collar; expropriate; filch; go thieving; make off with; nick; pilfer; pinch; purloin; remove; rob; snatch; snitch; steal; swipe; take; take away
- accumulate; amass; call for; compile; garner; gather; gather up; hoard; pick up; pile up; pull in; pull together; roll up; take in
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
afhalen will call
- cod
OtherRelated TranslationsOther Translations
- call for; call in; fetch

Related Words for "collect":


Synonyms for "collect":


Antonyms for "collect":


Related Definitions for "collect":

  1. payable by the recipient on delivery1
    • a collect call1
    • the letter came collect1
  2. make a telephone call or mail a package so that the recipient pays1
    • call collect1
    • send a package collect1
  3. a short prayer generally preceding the lesson in the Church of Rome or the Church of England1
  4. assemble or get together1
  5. get or bring together1
  6. call for and obtain payment of1
    • we collected over a million dollars in outstanding debts1
    • he collected the rent1
  7. get or gather together1
  8. gather or collect1

Wiktionary Translations for collect:

collect
verb
  1. to gather together
collect
verb
  1. (overgankelijk) geld inzamelen door rondgang
  2. (geld) in ontvangst nemen.
  3. verschuldigd geld in ontvangst nemen
  4. bijeenbrengen
  5. verzamelen
  6. een verzameling hebben of aanleggen

Cross Translation:
FromToVia
collect ophalen abholentransitiv: von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen
collect verkrijgen erfassen — (transitiv) Daten, Informationen aufnehmen
collect verzamelen; collecteren; inzamelen sammelnsystematisches Suchen, Erhalten und Aufbewahren einer abgegrenzten Art bzw. Kategorie bestimmter Gegenstände oder Informationen
collect collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen collectionner — Réunir en collections.
collect op een stapel zetten; opeenhopen; ophopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen entassermettre en tas.
collect collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; opeenhopen; ophopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
collect afhalen; meebrengen; meenemen; vergaderen; medenemen; medebrengen; collecteren; innen; inzamelen; oogsten; plukken; rapen; verzamelen; groeperen; ophopen; opeenhopen; stapelen; opstapelen; opeenstapelen; tassen rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.
collect accepteren; aannemen; ontvangen; oogsten; collecteren; innen; inzamelen; plukken; rapen; verzamelen recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».

External Machine Translations:

Related Translations for collecting