English

Detailed Translations for encouragement from English to Dutch

encouragement:

encouragement [the ~] nom

  1. the encouragement (stimulation; encouraging; support; )
    de steun; de aanmoediging; de opwekking; aansporen; de aansporing; de stimulans
  2. the encouragement (consolation; cheer)
    de bemoediging; de stimulering
  3. the encouragement (motivation; support; stimulation)
    aanmoedigen; stimuleren; aanvuren; toejuichen
  4. the encouragement (comfort; consolation; relief)
    de opmontering; de vertroosting; de bemoediging

Translation Matrix for encouragement:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanmoedigen encouragement; motivation; stimulation; support encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
aanmoediging cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
aansporen cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
aansporing cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
aanvuren encouragement; motivation; stimulation; support
bemoediging cheer; comfort; consolation; encouragement; relief
opmontering comfort; consolation; encouragement; relief
opwekking cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on impulse; incentive; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
steun cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on aid; anchor; assistance; crutch; help; mainstay; social assistance; support
stimulans cheers; encouragement; encouraging; help; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on boost; drive; impetus; impulse; incentive; incitement; momentum; spur; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
stimuleren encouragement; motivation; stimulation; support cultivating; encouraging; impelling; improvements; inciting; stimulation; stimulations; turning on
stimulering cheer; consolation; encouragement impulse; incitement; stimulant; stimulation; stimulus; thrill
toejuichen encouragement; motivation; stimulation; support
vertroosting comfort; consolation; encouragement; relief comfort; consolation; solace
- boost
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanmoedigen activate; aggravate; arouse; awake; cheer on; encourage; encourage someone; excite; fire; foster; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; strike into; support
aansporen activate; boost; drive; encourage; excite; incite; prompt; push on; stimulate; urge
aanvuren cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into
stimuleren activate; aggravate; arouse; awake; drive; encourage; encourage someone; excite; incite; inspire; motivate; motivate someone; prompt; stimulate; stir up; support; urge
toejuichen acclaim; applaud; cheer; cheer on; encourage; fire; hurray; incite; inspire; strike into
OtherRelated TranslationsOther Translations
stimulans lift
- furtherance; furthering; promotion; support

Related Words for "encouragement":


Synonyms for "encouragement":


Antonyms for "encouragement":


Related Definitions for "encouragement":

  1. the act of giving hope or support to someone1
  2. the expression of approval and support1
  3. the feeling of being encouraged1

Wiktionary Translations for encouragement:

encouragement
noun
  1. that which serves to incite, support, promote or advance, as favor, countenance, reward etc.
  2. the act of encouraging

Cross Translation:
FromToVia
encouragement bevordering; versnelling; spurt encouragement — Ce qui encourager.

encouragement form of encourage:

to encourage verbe (encourages, encouraged, encouraging)

  1. to encourage (incite; cheer on; inspire; fire; strike into)
    aanmoedigen; toejuichen; bezielen; aanvuren
    • aanmoedigen verbe (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • toejuichen verbe (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bezielen verbe (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
    • aanvuren verbe (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
  2. to encourage (encourage someone; stimulate; incite; )
    stimuleren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren
    • stimuleren verbe (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanmoedigen verbe (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • prikkelen verbe (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
  3. to encourage (stimulate; arouse; activate; )
    aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; stimuleren; bezielen
    • aanmoedigen verbe (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • activeren verbe (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • opwekken verbe (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • oppeppen verbe (pep op, pept op, pepte op, pepten op, opgepept)
    • stimuleren verbe (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • bezielen verbe (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
  4. to encourage (push on; boost)
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen verbe (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen verbe (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten verbe (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren verbe (por, port, porde, porden, gepord)
  5. to encourage (stimulate; activate; urge)
    stimuleren; aanzetten; aansporen; animeren
    • stimuleren verbe (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanzetten verbe (zet aan, zette aan, zetten aan, aangezet)
    • aansporen verbe (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • animeren verbe (animeer, animeert, animeerde, animeerden, geanimeerd)
  6. to encourage (motivate; stimulate)
    motiveren
    • motiveren verbe (motiveer, motiveert, motiveerde, motiveerden, gemotiveerd)
  7. to encourage
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen verbe (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren verbe (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen verbe (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen verbe (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren verbe (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

Conjugations for encourage:

present
  1. encourage
  2. encourage
  3. encourages
  4. encourage
  5. encourage
  6. encourage
simple past
  1. encouraged
  2. encouraged
  3. encouraged
  4. encouraged
  5. encouraged
  6. encouraged
present perfect
  1. have encouraged
  2. have encouraged
  3. has encouraged
  4. have encouraged
  5. have encouraged
  6. have encouraged
past continuous
  1. was encouraging
  2. were encouraging
  3. was encouraging
  4. were encouraging
  5. were encouraging
  6. were encouraging
future
  1. shall encourage
  2. will encourage
  3. will encourage
  4. shall encourage
  5. will encourage
  6. will encourage
continuous present
  1. am encouraging
  2. are encouraging
  3. is encouraging
  4. are encouraging
  5. are encouraging
  6. are encouraging
subjunctive
  1. be encouraged
  2. be encouraged
  3. be encouraged
  4. be encouraged
  5. be encouraged
  6. be encouraged
diverse
  1. encourage!
  2. let's encourage!
  3. encouraged
  4. encouraging
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for encourage:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanjagen propelling; pushing on; turning up
aanmoedigen encouragement; encouraging; impelling; inciting; motivation; stimulation; support; turning on
aansporen cheers; encouragement; encouraging; help; impelling; inciting; putting on; stay; stimulation; support; switching on; turning on; turning up; urging; urging on
aanvuren encouragement; motivation; stimulation; support
aanzetten encouraging; impelling; inciting; stimulation; turning on
opwekken arousing; awaking; instigation
porren poking; prodding
stimuleren cultivating; encouragement; encouraging; impelling; improvements; inciting; motivation; stimulation; stimulations; support; turning on
toejuichen encouragement; motivation; stimulation; support
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanjagen boost; encourage; push on
aanmoedigen activate; aggravate; arouse; awake; cheer on; encourage; encourage someone; excite; fire; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; strike into; support foster
aansporen activate; boost; encourage; push on; stimulate; urge drive; excite; incite; prompt; stimulate; urge
aanvuren cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into
aanzetten activate; encourage; stimulate; urge bait; connect; drive; excite; goad; grind; incite; instigate; irritate; light; nettle; put on; sharpen; start; stimulate; stir up; strop; switch on; turn on; whet; whip up
activeren activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; trigger
animeren activate; encourage; stimulate; urge
bemoedigen encourage cheer up; comfort; console; solace
bezielen activate; arouse; awake; cheer on; encourage; excite; fire; incite; inspire; stimulate; strike into; support animate; inspire
iemand motiveren aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate
motiveren encourage; motivate; stimulate
opjutten boost; encourage; push on bait; incite; instigate; stir up
oppeppen activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support
opwekken activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support activate; arouse; awake; drive; excite; freshen; generate; prompt; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; stimulate; stir up; urge
porren boost; encourage; push on dig; jab; poke; prod
prikkelen aggravate; encourage; encourage someone; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate arouse; drive; excite; prompt; stimulate; stir up; urge
stimuleren activate; aggravate; arouse; awake; encourage; encourage someone; excite; incite; inspire; motivate; motivate someone; stimulate; support; urge arouse; drive; excite; prompt; stimulate; stir up; urge
toejuichen cheer on; encourage; fire; incite; inspire; strike into acclaim; applaud; cheer; hurray
toemoedigen encourage
- advance; boost; further; promote

Related Words for "encourage":


Synonyms for "encourage":


Antonyms for "encourage":


Related Definitions for "encourage":

  1. spur on1
    • His financial success encouraged him to look for a wife1
  2. inspire with confidence; give hope or courage to1
  3. contribute to the progress or growth of1

Wiktionary Translations for encourage:

encourage
verb
  1. foster, give help or patronage
  2. spur on, recommend
  3. mentally support or motivate
encourage
verb
  1. moed inspreken
  2. opmonteren, opvrolijken
  3. iemand een positievere kijk op de kansen geven

Cross Translation:
FromToVia
encourage aanmoedigen ermutigen — jemandem zureden, etwas zu tun
encourage accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen encouragerinciter à avoir du courage.
encourage de sporen geven; prikkelen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; opwekken; zwepen inciterpousser, déterminer à faire quelque chose.
encourage aanmoedigen; bemoedigen; stijven réconforterrelever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral.

External Machine Translations: