Summary
English to Dutch:   more detail...
  1. unsettle someone:


English

Detailed Translations for unsettle someone from English to Dutch

unsettle someone:

unsettle someone verbe

  1. unsettle someone (upset someone; unnerve someone)
    van zijn stuk brengen; verwarren; ontredderen; in de war brengen
    • van zijn stuk brengen verbe (breng van zijn stuk, brengt van zijn stuk, bracht van zijn stuk, brachten van zijn stuk, van zijn stuk gebracht)
    • verwarren verbe (verwar, verwart, verwarde, verwarden, verward)
    • ontredderen verbe (ontredder, ontreddert, ontredderde, ontredderden, ontredderd)
    • in de war brengen verbe (breng in de war, brengt in de war, bracht in de war, brachten in de war, in de war gebracht)

Translation Matrix for unsettle someone:

VerbRelated TranslationsOther Translations
in de war brengen unnerve someone; unsettle someone; upset someone
ontredderen unnerve someone; unsettle someone; upset someone
van zijn stuk brengen unnerve someone; unsettle someone; upset someone
verwarren unnerve someone; unsettle someone; upset someone bungle; tinker

Related Translations for unsettle someone