Spanish

Detailed Translations for explotar from Spanish to Dutch

explotar:

explotar verbe

  1. explotar (explosionar; estallar; hacer explosión; entrar en erupción)
    ontploffen; exploderen; springen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen
    • ontploffen verbe (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • exploderen verbe (explodeer, explodeert, explodeerde, explodeerden, geëxplodeerd)
    • springen verbe (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen verbe (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • uit elkaar spatten verbe (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • klappen verbe (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
  2. explotar (desarrollar; revelar; elaborar; )
    ontwikkelen; tot ontwikkeling brengen
  3. explotar (tener en explotación; aprovechar; utilizar; )
    exploiteren; uitbuiten
    • exploiteren verbe (exploiteer, exploiteert, exploiteerde, exploiteerden, geëxploiteerd)
    • uitbuiten verbe (buit uit, buitte uit, buitten uit, uitgebuit)
  4. explotar (sacar provecho de; aprovecharse de; aprovechar)
    profiteren; voordeel trekken
  5. explotar (estallar; explosionar; reventar; cuartease; agrietarse)
    ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen
    • ontploffen verbe (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • uit elkaar spatten verbe (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • springen verbe (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen verbe (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • ploffen verbe (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)
  6. explotar (volar)
    opblazen; laten exploderen
  7. explotar (desarrollar; realizar; hacer realidad)
    realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken
    • realiseren verbe (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • bewerkstelligen verbe (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
    • verwezenlijken verbe (verwezenlijk, verwezenlijkt, verwezenlijkte, verwezenlijkten, verwezenlijkt)
    • verwerkelijken verbe (verwerkelijk, verwerkelijkt, verwerkelijkte, verwerkelijkten, verwerkelijkt)
  8. explotar (partir en pedazos; estallar; rajarse; )
    aan stukken springen
    • aan stukken springen verbe (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)
  9. explotar
    ontginnen; voor landbouw klaar maken
  10. explotar (descorrer; descubrir; descomponer)
    ontginnen; bouwklaar maken
  11. explotar (exprimir; estrujar)
    persen; leegknijpen; uitpersen
    • persen verbe (pers, perst, perste, persten, geperst)
    • leegknijpen verbe
    • uitpersen verbe (pers uit, perst uit, perste uit, persten uit, uitgeperst)

Conjugations for explotar:

presente
  1. exploto
  2. explotas
  3. explota
  4. explotamos
  5. explotáis
  6. explotan
imperfecto
  1. explotaba
  2. explotabas
  3. explotaba
  4. explotábamos
  5. explotabais
  6. explotaban
indefinido
  1. exploté
  2. explotaste
  3. explotó
  4. explotamos
  5. explotasteis
  6. explotaron
fut. de ind.
  1. explotaré
  2. explotarás
  3. explotará
  4. explotaremos
  5. explotaréis
  6. explotarán
condic.
  1. explotaría
  2. explotarías
  3. explotaría
  4. explotaríamos
  5. explotaríais
  6. explotarían
pres. de subj.
  1. que explote
  2. que explotes
  3. que explote
  4. que explotemos
  5. que explotéis
  6. que exploten
imp. de subj.
  1. que explotara
  2. que explotaras
  3. que explotara
  4. que explotáramos
  5. que explotarais
  6. que explotaran
miscelánea
  1. ¡explota!
  2. ¡explotad!
  3. ¡no explotes!
  4. ¡no explotéis!
  5. explotado
  6. explotando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Translation Matrix for explotar:

NounRelated TranslationsOther Translations
exploiteren aprovechamiento; explotación
klappen aplauso; aplausos; estallidos; golpes; golpes con el puño; ovaciones; ovación; palmadas; puñetazos; sobadura
ontwikkelen civilizar; cultivar; desarrollar
ploffen plafes
springen brinco; salto
VerbRelated TranslationsOther Translations
aan stukken springen cuartease; estallar; explotar; hacer explosión; partir en pedazos; rajarse; resquebrajarse
bewerkstelligen desarrollar; explotar; hacer realidad; realizar efectuar; ejecutar; realizar
bouwklaar maken descomponer; descorrer; descubrir; explotar
exploderen entrar en erupción; estallar; explosionar; explotar; hacer explosión expandir
exploiteren abusar de; aprovechar; emplear; explotar; tener en explotación; usar; utilizar
klappen entrar en erupción; estallar; explosionar; explotar; hacer explosión aplaudir; batir palmas; comunicar; contar; conversar; delatar; difundir; hablar; hacer correr la voz; palmotear; parlanchinear; parlar; parlotear
laten exploderen explotar; volar
leegknijpen estrujar; explotar; exprimir exprimir
ontginnen descomponer; descorrer; descubrir; explotar cultivar; desarrollar; evolucionar; roturar
ontploffen agrietarse; cuartease; entrar en erupción; estallar; explosionar; explotar; hacer explosión; reventar
ontwikkelen cultivar; desarrollar; desplegar; educar; elaborar; evolucionar; explotar; revelar; roturar; seguir desarrollando civilizar; convertirse en; desarrollarse; ejercer; ejercitarse; elaborar; evolucionar; prepararse para
opblazen explotar; volar abultar; engrosar; exagerar
persen estrujar; explotar; exprimir apretar; oprimir; pesar sobre; prensar; presionar
ploffen agrietarse; cuartease; estallar; explosionar; explotar; reventar chapotear; dejarse caer; derrumbarse; estallar; precipitar
profiteren aprovechar; aprovecharse de; explotar; sacar provecho de aprovechar
realiseren desarrollar; explotar; hacer realidad; realizar calar; comprender; concebir; darse cuenta de; distinguir; entender; reconocer
springen agrietarse; cuartease; entrar en erupción; estallar; explosionar; explotar; hacer explosión; reventar cortarse; dar saltos; dar un salto; levantarse de un salto; saltar
tot ontwikkeling brengen cultivar; desarrollar; desplegar; educar; elaborar; evolucionar; explotar; revelar; roturar; seguir desarrollando
uit elkaar spatten agrietarse; cuartease; entrar en erupción; estallar; explosionar; explotar; hacer explosión; reventar
uit elkaar springen agrietarse; cuartease; entrar en erupción; estallar; explosionar; explotar; hacer explosión; reventar
uitbuiten abusar de; aprovechar; emplear; explotar; tener en explotación; usar; utilizar abusar de; aprovecharse de
uitpersen estrujar; explotar; exprimir pillar; saquear; vaciar
verwerkelijken desarrollar; explotar; hacer realidad; realizar
verwezenlijken desarrollar; explotar; hacer realidad; realizar
voor landbouw klaar maken explotar
voordeel trekken aprovechar; aprovecharse de; explotar; sacar provecho de
OtherRelated TranslationsOther Translations
laten exploderen volar
opblazen volar

Synonyms for "explotar":


Wiktionary Translations for explotar:

explotar
verb
  1. (ergatief) door een schei- of natuurkundige reactie bijzonder snel en met een grote kracht uiteenspatten
  2. draaiende houden met winst

Cross Translation:
FromToVia
explotar ontploffen; exploderen explode — to explode (intransitive)
explotar exploiteren; uitbuiten exploit — use for one’s advantage
explotar exploiteren; uitbuiten; uitmelken exploiterfaire valoir une chose, en tirer le profit du produit.
explotar exploderen; losbarsten; ontploffen; springen; uitbarsten exploserfaire explosion.

Related Translations for explotar