Summary


Dutch

Detailed Translations for aanstippen from Dutch to German

aanstippen:

aanstippen verbe (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)

  1. aanstippen (even aanraken; aanroeren)
    anrühren; berühren; streifen; tippen; tupfen; leicht berühren; antupfen
    • anrühren verbe (rühre an, rührst an, rührt an, rührte an, rührtet an, angerührt)
    • berühren verbe (berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
    • streifen verbe (streife, streifst, streift, streifte, streiftet, gestreift)
    • tippen verbe (tippe, tippst, tippt, tippte, tipptet, getippt)
    • tupfen verbe (tupfe, tupfst, tupft, tupfte, tupftet, getupft)
    • leicht berühren verbe (berühre leicht, berührst leicht, berührt leicht, berührte leicht, berührtet leicht, leicht berührt)
    • antupfen verbe (tupfe an, tupfst an, tupft an, tupfte an, tupftet an, angetupft)
  2. aanstippen (aantippen; tippen)
    tupfen; antupfen; berühren; leicht berühren
    • tupfen verbe (tupfe, tupfst, tupft, tupfte, tupftet, getupft)
    • antupfen verbe (tupfe an, tupfst an, tupft an, tupfte an, tupftet an, angetupft)
    • berühren verbe (berühre, berührst, berührt, berührte, berührtet, berührt)
    • leicht berühren verbe (berühre leicht, berührst leicht, berührt leicht, berührte leicht, berührtet leicht, leicht berührt)

Conjugations for aanstippen:

o.t.t.
  1. stip aan
  2. stipt aan
  3. stipt aan
  4. stippen aan
  5. stippen aan
  6. stippen aan
o.v.t.
  1. stipte aan
  2. stipte aan
  3. stipte aan
  4. stipten aan
  5. stipten aan
  6. stipten aan
v.t.t.
  1. heb aangestipt
  2. hebt aangestipt
  3. heeft aangestipt
  4. hebben aangestipt
  5. hebben aangestipt
  6. hebben aangestipt
v.v.t.
  1. had aangestipt
  2. had aangestipt
  3. had aangestipt
  4. hadden aangestipt
  5. hadden aangestipt
  6. hadden aangestipt
o.t.t.t.
  1. zal aanstippen
  2. zult aanstippen
  3. zal aanstippen
  4. zullen aanstippen
  5. zullen aanstippen
  6. zullen aanstippen
o.v.t.t.
  1. zou aanstippen
  2. zou aanstippen
  3. zou aanstippen
  4. zouden aanstippen
  5. zouden aanstippen
  6. zouden aanstippen
diversen
  1. stip aan!
  2. stipt aan!
  3. aangestipt
  4. aanstippende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanstippen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anrühren aanroeren; aanstippen; even aanraken aanraken; beïnvloeden; dooreenmengen; mengen; ontroeren; raken; treffen; vermengen; voelen
antupfen aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen
berühren aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen aangaan; aankloppen; aanraken; aantikken; beroeren; betreffen; kloppen; ontroeren; raken; tikken; treffen; voelen
leicht berühren aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen
streifen aanroeren; aanstippen; even aanraken lichtjes aanraken; om zich heen kijken; omzwerven; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; schampen; strepen; strepen trekken; struinen; waken; wakker blijven; zwerven
tippen aanroeren; aanstippen; even aanraken aankloppen; aantikken; kloppen; machineschrijven; tikken; tikken op; typen
tupfen aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen afbetten; betten; bevochtigen; deppen