Dutch

Detailed Translations for afgelast from Dutch to German

afgelast:

afgelast adj

  1. afgelast

Translation Matrix for afgelast:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
abgesagt afgelast
gestrichen afgelast

afgelast form of afgelasten:

afgelasten verbe (gelast af, gelastte af, gelastten af, afgelast)

  1. afgelasten (afzeggen; afblazen)
    absagen; abblasen; anbsetzen
  2. afgelasten (annuleren; afzeggen; nietig verklaren; afbestellen; intrekken)
    annulieren; stornieren; absagen; rückgängig machen; abbestellen; einstellen; streichen; aufheben
    • annulieren verbe (annuliere, annulierst, annuliert, annulierte, annuliertet, annuliert)
    • stornieren verbe (storniere, stornierst, storniert, stornierte, storniertet, storniert)
    • absagen verbe (sage ab, sagst ab, sagt ab, sagte ab, sagtet ab, abgesagt)
    • rückgängig machen verbe (mache rückgängig, machst rückgängig, macht rückgängig, machte rückgängig, machtet rückgängig, rückgängig gemacht)
    • abbestellen verbe
    • einstellen verbe (r, stellst ein, stellt ein, stellte ein, stelltet ein, eingestellt)
    • streichen verbe (streiche, streichst, streicht, strich, stricht, gestrichen)
    • aufheben verbe (hebe auf, hiebst auf, hieb auf, hob auf, hobt auf, aufgehoben)

Conjugations for afgelasten:

o.t.t.
  1. gelast af
  2. gelast af
  3. gelast af
  4. gelasten af
  5. gelasten af
  6. gelasten af
o.v.t.
  1. gelastte af
  2. gelastte af
  3. gelastte af
  4. gelastten af
  5. gelastten af
  6. gelastten af
v.t.t.
  1. heb afgelast
  2. hebt afgelast
  3. heeft afgelast
  4. hebben afgelast
  5. hebben afgelast
  6. hebben afgelast
v.v.t.
  1. had afgelast
  2. had afgelast
  3. had afgelast
  4. hadden afgelast
  5. hadden afgelast
  6. hadden afgelast
o.t.t.t.
  1. zal afgelasten
  2. zult afgelasten
  3. zal afgelasten
  4. zullen afgelasten
  5. zullen afgelasten
  6. zullen afgelasten
o.v.t.t.
  1. zou afgelasten
  2. zou afgelasten
  3. zou afgelasten
  4. zouden afgelasten
  5. zouden afgelasten
  6. zouden afgelasten
diversen
  1. gelast af!
  2. gelast af!
  3. afgelast
  4. afgelastende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afgelasten:

NounRelated TranslationsOther Translations
aufheben deining; ophef
VerbRelated TranslationsOther Translations
abbestellen afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren bedanken; danken; te niet doen
abblasen afblazen; afgelasten; afzeggen afblazen
absagen afbestellen; afblazen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren afspraak afzeggen; bedanken; danken; te niet doen
anbsetzen afblazen; afgelasten; afzeggen
annulieren afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren te niet doen
aufheben afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren afbetalen; afrekenen; archiveren; behoeden; behouden; bergen; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; heffen; leggen; lichten; naar boven tillen; neerleggen; nullificeren; omhoog brengen; omhoogheffen; ondervangen; ontbinden; opbergen; opdoeken; opheffen; oppakken; oppikken; oprapen; oprichten; opruimen; opslaan; opsnappen; optillen; optrekken; overeindzetten; plaatsen; teniet doen; terugdraaien; tillen; uiteen doen gaan; vereffenen; verijdelen; vernietigen; verrekenen; wegleggen
einstellen afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren aannemen; aanstellen; aantrekken; afstellen; afstemmen; benoemen; bewaren; deponeren; detacheren; halt houden; het werk neerleggen als protest; in dienst nemen; inhuren; installeren; instellen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opzij leggen; plaatsen; staken; stationeren; stoppen; tewerkstellen; uitzenden; wegzetten; werkonderbreken; zetten
rückgängig machen afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren loshaken; ongedaan maken; te niet doen; terugdraaien; terugschroeven
stornieren afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren ongeldig maken; storneren; terugboeken
streichen afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; intrekken; nietig verklaren beschilderen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; doorstrepen; in tweeën houwen; kalken; klieven; kloven; lakken; omzwerven; sausen; schilderen; verven; vioolspelen; witten; zwerven

Related Definitions for "afgelasten":

  1. het niet door laten gaan1
    • de wedstrijd werd afgelast vanwege het slechte weer1

Wiktionary Translations for afgelasten:

afgelasten
verb
  1. de opdracht geven om iets niet door te laten gaan

Cross Translation:
FromToVia
afgelasten aufheben; aussetzen; aufschieben suspend — To discontinue or interrupt a function, task, position, or event
afgelasten annullieren; für null und nichtig erklären; kassieren abroger — Rendre nul. principalement en parlant de lois, de coutumes
afgelasten abschaffen; aufheben; niederschlagen; einstellen; annullieren; für null und nichtig erklären; kassieren annulerrendre nul.