Home ->Dictionaries ->Dutch/German ->Translate afrennen

Translate afrennen from Dutch to German

Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. afrennen:

Dutch

Detailed Translations for afrennen from Dutch to German

afrennen:

afrennen verbe (ren af, rent af, rende af, renden af, afgerend)

  1. afrennen
    zurennen
    • zurennen verbe (renne zu, rennst zu, rennt zu, rannte zu, ranntet zu, zegerannt)

Conjugations for afrennen:

o.t.t.
  1. ren af
  2. rent af
  3. rent af
  4. rennen af
  5. rennen af
  6. rennen af
o.v.t.
  1. rende af
  2. rende af
  3. rende af
  4. renden af
  5. renden af
  6. renden af
v.t.t.
  1. ben afgerend
  2. bent afgerend
  3. is afgerend
  4. zijn afgerend
  5. zijn afgerend
  6. zijn afgerend
v.v.t.
  1. was afgerend
  2. was afgerend
  3. was afgerend
  4. waren afgerend
  5. waren afgerend
  6. waren afgerend
o.t.t.t.
  1. zal afrennen
  2. zult afrennen
  3. zal afrennen
  4. zullen afrennen
  5. zullen afrennen
  6. zullen afrennen
o.v.t.t.
  1. zou afrennen
  2. zou afrennen
  3. zou afrennen
  4. zouden afrennen
  5. zouden afrennen
  6. zouden afrennen
diversen
  1. ren af!
  2. rent af!
  5. afgerend
  6. afrennende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afrennen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
zurennen afrennen







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0171 seconds
Page rendered in 1.0 seconds