Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beklad:
  2. bekladden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beklad from Dutch to German

beklad:

beklad adj

  1. beklad

Translation Matrix for beklad:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beklecksen bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kladden; knoeien; morsen; vlekken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
beklecksen beklad
beschmiert beklad

bekladden:

bekladden verbe (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)

  1. bekladden (bevuilen; besmeren; bevlekken; bemorsen)
    beklecksen; beschmieren; anschmieren; verläumden; lästern
    • beklecksen verbe (bekleckse, bekleckst, bekleckste, bekleckstet, bekleckst)
    • beschmieren verbe (beschmiere, beschmierst, beschmiert, beschmierte, beschmiertet, beschmiert)
    • anschmieren verbe
    • verläumden verbe
    • lästern verbe (lästere, lästerst, lästert, lästerte, lästertet, gelästert)

Conjugations for bekladden:

o.t.t.
  1. beklad
  2. bekladt
  3. bekladt
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
o.v.t.
  1. bekladde
  2. bekladde
  3. bekladde
  4. bekladden
  5. bekladden
  6. bekladden
v.t.t.
  1. heb beklad
  2. hebt beklad
  3. heeft beklad
  4. hebben beklad
  5. hebben beklad
  6. hebben beklad
v.v.t.
  1. had beklad
  2. had beklad
  3. had beklad
  4. hadden beklad
  5. hadden beklad
  6. hadden beklad
o.t.t.t.
  1. zal bekladden
  2. zult bekladden
  3. zal bekladden
  4. zullen bekladden
  5. zullen bekladden
  6. zullen bekladden
o.v.t.t.
  1. zou bekladden
  2. zou bekladden
  3. zou bekladden
  4. zouden bekladden
  5. zouden bekladden
  6. zouden bekladden
diversen
  1. beklad!
  2. bekladt!
  3. beklad
  4. bekladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bekladden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anschmieren bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen aanpraten; aansmeren
beklecksen bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen kladden; knoeien; morsen; vlekken
beschmieren bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen besmeuren; kladden; knoeien; morsen; vlekken
lästern bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen belasteren; beschimpen; honen; kwaadspreken; lasteren; roddelen; smaden; verguizen
verläumden bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
beklecksen beklad

Wiktionary Translations for bekladden:


Cross Translation:
FromToVia
bekladden beschmutzen besmirch — To tarnish; to debase