Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. doorschieten:


Dutch

Detailed Translations for doorschieten from Dutch to German

doorschieten:

doorschieten verbe (schiet door, schoot door, schoten door, doorgeschoten)

  1. doorschieten
    durchzucken
    • durchzucken verbe (durchzucke, durchzuckst, durchzuckt, durchzuckte, durchzucktet, durchzuckt)

Conjugations for doorschieten:

o.t.t.
  1. schiet door
  2. schiet door
  3. schiet door
  4. schieten door
  5. schieten door
  6. schieten door
o.v.t.
  1. schoot door
  2. schoot door
  3. schoot door
  4. schoten door
  5. schoten door
  6. schoten door
v.t.t.
  1. ben doorgeschoten
  2. bent doorgeschoten
  3. is doorgeschoten
  4. zijn doorgeschoten
  5. zijn doorgeschoten
  6. zijn doorgeschoten
v.v.t.
  1. was doorgeschoten
  2. was doorgeschoten
  3. was doorgeschoten
  4. waren doorgeschoten
  5. waren doorgeschoten
  6. waren doorgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal doorschieten
  2. zult doorschieten
  3. zal doorschieten
  4. zullen doorschieten
  5. zullen doorschieten
  6. zullen doorschieten
o.v.t.t.
  1. zou doorschieten
  2. zou doorschieten
  3. zou doorschieten
  4. zouden doorschieten
  5. zouden doorschieten
  6. zouden doorschieten
diversen
  1. schiet door!
  2. schiet door!
  3. doorgeschoten
  4. doorschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorschieten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durchzucken doorschieten doorschokken; doortrillen