Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. drammen:


Dutch

Detailed Translations for drammen from Dutch to German

drammen:

drammen verbe (dram, dramt, dramde, dramden, gedramd)

  1. drammen (zeuren; aandringen; doordrukken; doordrammen)
    nerven; drängen; durchstoßen; einrammen; einhämmern
    • nerven verbe
    • drängen verbe (dränge, drängst, drängt, drängte, drängtet, gedrängt)
    • durchstoßen verbe (durchstoße, durchstößst, durchstößt, durchstieß, durchstießt, durchstoßen)
    • einrammen verbe (ramme ein, rammst ein, rammt ein, rammte ein, rammtet ein, eingerammt)
    • einhämmern verbe (hämmere ein, hämmerst ein, hämmert ein, hämmerte ein, hämmertet ein, eingehämmert)

Conjugations for drammen:

o.t.t.
  1. dram
  2. dramt
  3. dramt
  4. drammen
  5. drammen
  6. drammen
o.v.t.
  1. dramde
  2. dramde
  3. dramde
  4. dramden
  5. dramden
  6. dramden
v.t.t.
  1. heb gedramd
  2. hebt gedramd
  3. heeft gedramd
  4. hebben gedramd
  5. hebben gedramd
  6. hebben gedramd
v.v.t.
  1. had gedramd
  2. had gedramd
  3. had gedramd
  4. hadden gedramd
  5. hadden gedramd
  6. hadden gedramd
o.t.t.t.
  1. zal drammen
  2. zult drammen
  3. zal drammen
  4. zullen drammen
  5. zullen drammen
  6. zullen drammen
o.v.t.t.
  1. zou drammen
  2. zou drammen
  3. zou drammen
  4. zouden drammen
  5. zouden drammen
  6. zouden drammen
diversen
  1. dram!
  2. dramt!
  3. gedramd
  4. drammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for drammen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
drängen aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren doordrukken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; stuwen; voortstuwen; vooruitduwen
durchstoßen aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren door iets heen drukken; doorboren; doorbreken; doordrukken; doorsteken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; erdoor steken; gaatjes maken in; perforeren
einhämmern aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren heien; inhameren; inprenten; instampen; klinken; op het hart drukken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
einrammen aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren binnenrammen; door iets heen drukken; doordrukken; doorstoten; heien; inheien
nerven aandringen; doordrammen; doordrukken; drammen; zeuren etteren; vervelend doen