Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. gelijkzetten:


Dutch

Detailed Translations for gelijkzetten from Dutch to German

gelijkzetten:

gelijkzetten verbe (zet gelijk, zett gelijk, zette gelijk, zetten gelijk, gelijkgezet)

  1. gelijkzetten (synchroniseren)
    synchronisieren; gleichstellen
    • synchronisieren verbe (synchronisiere, synchronisierst, synchronisiert, synchronisierte, synchronisiertet, synchronisiert)
    • gleichstellen verbe (gleichstelle, gleichstellst, gleichstellt, gleichstellte, gleichstelltet, gleichgestellt)

Conjugations for gelijkzetten:

o.t.t.
  1. zet gelijk
  2. zett gelijk
  3. zett gelijk
  4. zetten gelijk
  5. zetten gelijk
  6. zetten gelijk
o.v.t.
  1. zette gelijk
  2. zette gelijk
  3. zette gelijk
  4. zetten gelijk
  5. zetten gelijk
  6. zetten gelijk
v.t.t.
  1. heb gelijkgezet
  2. hebt gelijkgezet
  3. heeft gelijkgezet
  4. hebben gelijkgezet
  5. hebben gelijkgezet
  6. hebben gelijkgezet
v.v.t.
  1. had gelijkgezet
  2. had gelijkgezet
  3. had gelijkgezet
  4. hadden gelijkgezet
  5. hadden gelijkgezet
  6. hadden gelijkgezet
o.t.t.t.
  1. zal gelijkzetten
  2. zult gelijkzetten
  3. zal gelijkzetten
  4. zullen gelijkzetten
  5. zullen gelijkzetten
  6. zullen gelijkzetten
o.v.t.t.
  1. zou gelijkzetten
  2. zou gelijkzetten
  3. zou gelijkzetten
  4. zouden gelijkzetten
  5. zouden gelijkzetten
  6. zouden gelijkzetten
en verder
  1. is gelijkgezet
  2. zijn gelijkgezet
diversen
  1. zet gelijk!
  2. zet gelijk!
  3. gelijkgezet
  4. gelijkzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gelijkzetten [znw.] nom

  1. gelijkzetten

Translation Matrix for gelijkzetten:

NounRelated TranslationsOther Translations
richtigstellen gelijkzetten
VerbRelated TranslationsOther Translations
gleichstellen gelijkzetten; synchroniseren assimileren; gelijkstellen
richtigstellen rechtzetten; rectificeren
synchronisieren gelijkzetten; synchroniseren dubben; nasynchroniseren; op elkaar afstemmen; synchroniseren