Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. geliquideerd:
  2. liquideren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geliquideerd from Dutch to German

geliquideerd:

geliquideerd adj

  1. geliquideerd

Translation Matrix for geliquideerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
aufgelöst geliquideerd geschokt; losgemaakt; ontbonden; ontredderd; ontzet; opgeheven; opgelost; uiteengegaan; uiteengevallen; van streek
liquidiert geliquideerd

liquideren:

liquideren verbe (liquideer, liquideert, liquideerde, liquideerden, geliquideerd)

  1. liquideren (uitroeien)
    liquidieren
    • liquidieren verbe (liquidiere, liquidierst, liquidiert, liquidierte, liquidiertet, liquidiert)
  2. liquideren (uit de weg ruimen; afmaken; koudmaken)
    erledigen; liquidieren; vernichten; töten; ausschalten
    • erledigen verbe (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)
    • liquidieren verbe (liquidiere, liquidierst, liquidiert, liquidierte, liquidiertet, liquidiert)
    • vernichten verbe (vernichte, vernichtest, vernichtet, vernichtete, vernichtetet, vernichtet)
    • töten verbe (töte, tötest, tötet, tötete, tötetet, getötet)
    • ausschalten verbe (schalte aus, schaltest aus, schaltet aus, schaltete aus, schaltetet aus, ausgeschaltet)
  3. liquideren (doden; vermoorden; van kant maken; )
    töten; ermorden; umbringen; fertigmachen; erledigen
    • töten verbe (töte, tötest, tötet, tötete, tötetet, getötet)
    • ermorden verbe (ermorde, ermordest, ermordet, ermordete, ermordetet, ermordet)
    • umbringen verbe (bringe um, bringst um, bringt um, bracht um, brachtet um, umgebracht)
    • fertigmachen verbe (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
    • erledigen verbe (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)

Conjugations for liquideren:

o.t.t.
  1. liquideer
  2. liquideert
  3. liquideert
  4. liquideren
  5. liquideren
  6. liquideren
o.v.t.
  1. liquideerde
  2. liquideerde
  3. liquideerde
  4. liquideerden
  5. liquideerden
  6. liquideerden
v.t.t.
  1. heb geliquideerd
  2. hebt geliquideerd
  3. heeft geliquideerd
  4. hebben geliquideerd
  5. hebben geliquideerd
  6. hebben geliquideerd
v.v.t.
  1. had geliquideerd
  2. had geliquideerd
  3. had geliquideerd
  4. hadden geliquideerd
  5. hadden geliquideerd
  6. hadden geliquideerd
o.t.t.t.
  1. zal liquideren
  2. zult liquideren
  3. zal liquideren
  4. zullen liquideren
  5. zullen liquideren
  6. zullen liquideren
o.v.t.t.
  1. zou liquideren
  2. zou liquideren
  3. zou liquideren
  4. zouden liquideren
  5. zouden liquideren
  6. zouden liquideren
en verder
  1. ben geliquideerd
  2. bent geliquideerd
  3. is geliquideerd
  4. zijn geliquideerd
  5. zijn geliquideerd
  6. zijn geliquideerd
diversen
  1. liquideer!
  2. liquideert!
  3. geliquideerd
  4. liquiderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for liquideren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausschalten afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbreken; afzetten; doven; ruineren; slopen; smoren; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vernielen; vernietigen; verwoesten
erledigen afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; koudmaken; liquideren; ombrengen; uit de weg ruimen; van kant maken; vermoorden afbreken; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; fiksen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; om het leven brengen; ombrengen; ruineren; slopen; uitgommen; uitrichten; uitvegen; uitvlakken; uitvoeren; uitwissen; vermoorden; vernielen; vernietigen; verrichten; verwoesten; vlakken; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; wegvegen; wissen
ermorden afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afmaken; afslachten; doden; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; moorden; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden
fertigmachen afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afbreken; afmaken; afmatten; afsluiten; afwerken; bederven; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; garneren; in de war sturen; klaarspelen; moe maken; nekken; ophouden; opmaken; opsmukken; perfectioneren; ruineren; ruïneren; schotels garneren; slopen; stoppen; uitputten; vermoeien; vernielen; vernietigen; versieren; vervolledigen; vervolmaken; verwoesten; verzieken; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen
liquidieren afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen; uitroeien afbetalen; afbreken; afrekenen; ruineren; slopen; vereffenen; vernielen; vernietigen; verrekenen; verwoesten
töten afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; koudmaken; liquideren; ombrengen; uit de weg ruimen; van kant maken; vermoorden
umbringen afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden afmaken; afslachten; doden; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; executeren; moorden; om het leven brengen; ombrengen; vermoorden
vernichten afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbreken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten

Wiktionary Translations for liquideren:


Cross Translation:
FromToVia
liquideren liquidieren; abwickeln liquider — Régler définitivement une affaire en cours