Dutch

Detailed Translations for horken from Dutch to German

horken:

horken [de ~] nom, pluriel

  1. de horken
    der Schufte; der gemeine Kerle

Translation Matrix for horken:

NounRelated TranslationsOther Translations
Schufte horken achterbakse personen; boeven; gemeneriken; hufters; onbetrouwbare kerels; ploerten; rabauwen; rotzakken; schoeljes; schoften; schurken; slechteriken; smeerlappen; smiechten; varkens; viezeriken; zwijnen
gemeine Kerle horken gemeneriken; slechteriken

Related Words for "horken":


hork:

hork [de ~ (m)] nom

  1. de hork (boerenlul; lummel)
    der Bauerntölpel; der ungeschliffener Kerl; der Lümmel; der ungehobelter Klotz; der Flegel; der Grobian
  2. de hork (lomperd; proleet; vlegel; kinkel)
    der Schuft; der Dreckskerl; der Prolet; der Ekel; der ungehobelte Klotz; der Bauer; der Lump; der Flegel; der Tölpel; der Rülpser; der Grobian; der ungeschliffene Kerl; der elender Kerl

Translation Matrix for hork:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bauer hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel agrariër; agrariërs; akkerbouwer; boer; boeren; heikneuter; landbouwer
Bauerntölpel boerenlul; hork; lummel boerenkinkel; heikneuter; lomperik
Dreckskerl hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel dreumes; drol; eikel; ellendeling; etter; etterbak; heikneuter; hond; hufter; kaffer; klier; klojo; klootzak; kort en dik persoon; kreng; lul; mispunt; oetlul; onderkruipsel; propje; rotvent; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; snertvent; sodemieter; stuk ongeluk
Ekel hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel afgrijzen; deugniet; ellendeling; engerd; fielt; geitenbreier; griezel; griezeltje; gruwen; guit; klier; kreng; mispunt; naarling; rakker; rotzak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stuk ongeluk; walging; weerzin; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
Flegel boerenlul; hork; kinkel; lomperd; lummel; proleet; vlegel bengels; boef; boer; brutaal joch; brutale kerel; fielt; heikneuter; jongen; kinkel; lummel; mispunt; naarling; onbeschofte man; ongelikte beer; pummel; rakker; rekel; rotjoch; rotzak; schobbejak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; stinkerd; stouterd; vlegel; vlegels
Grobian boerenlul; hork; kinkel; lomperd; lummel; proleet; vlegel boer; brutale kerel; eikel; heikneuter; hond; kinkel; klootzak; lul; lummel; oetlul; onbeschofte man; pummel; rekel; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; sodemieter; vlegel
Lump hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel bandiet; boosdoener; booswicht; deugniet; eikel; ellendeling; fielt; guit; heikneuter; hond; hufter; klier; klootzak; kreng; lul; mispunt; naarling; onverlaat; rakker; rotzak; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechtaard; slodder; slodderkous; sloddervos; slons; smeerlap; smiecht; snaak; snoodaard; sodemieter; stinkerd; stuk ongeluk
Lümmel boerenlul; hork; lummel boerenkinkel; heikneuter; hufter; jongen; kinkel; klootzak; lummel; pummel; rakker; rekel; stouterd; vlegel
Prolet hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
Rülpser hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel boertje; burp
Schuft hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel boef; eikel; ellendeling; fielt; gemenerik; hond; hufter; klier; klootzak; kreng; lul; mispunt; oetlul; rekel; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slodder; slodderkous; sloddervos; slons; smeerlap; sodemieter; stuk ongeluk
Tölpel hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel achterlijke; dommerik; dwaas; gek; heikneuter; hufter; idioot; klont; klonter; klootzak; mallerd; malloot; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; pias; simpele ziel; zot; zottin
elender Kerl hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
ungehobelte Klotz hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel heikneuter; hufter; klootzak
ungehobelter Klotz boerenlul; hork; lummel
ungeschliffene Kerl hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel heikneuter; hufter; klootzak
ungeschliffener Kerl boerenlul; hork; lummel lomperik

Related Words for "hork":