Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ingraveren:


Dutch

Detailed Translations for ingraveren from Dutch to German

ingraveren:

ingraveren verbe (graveer in, graveert in, graveerde in, graveerden in, ingegraveerd)

  1. ingraveren
    eingraben
    • eingraben verbe (grabe ein, gräbst ein, gräbt ein, grub ein, grubt ein, eingegegraben)

Conjugations for ingraveren:

o.t.t.
  1. graveer in
  2. graveert in
  3. graveert in
  4. graveren in
  5. graveren in
  6. graveren in
o.v.t.
  1. graveerde in
  2. graveerde in
  3. graveerde in
  4. graveerden in
  5. graveerden in
  6. graveerden in
v.t.t.
  1. heb ingegraveerd
  2. hebt ingegraveerd
  3. heeft ingegraveerd
  4. hebben ingegraveerd
  5. hebben ingegraveerd
  6. hebben ingegraveerd
v.v.t.
  1. had ingegraveerd
  2. had ingegraveerd
  3. had ingegraveerd
  4. hadden ingegraveerd
  5. hadden ingegraveerd
  6. hadden ingegraveerd
o.t.t.t.
  1. zal ingraveren
  2. zult ingraveren
  3. zal ingraveren
  4. zullen ingraveren
  5. zullen ingraveren
  6. zullen ingraveren
o.v.t.t.
  1. zou ingraveren
  2. zou ingraveren
  3. zou ingraveren
  4. zouden ingraveren
  5. zouden ingraveren
  6. zouden ingraveren
en verder
  1. is ingegraveerd
  2. zijn ingegraveerd
diversen
  1. graveer in!
  2. graveert in!
  3. ingegraveerd
  4. ingraverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ingraveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
eingraben ingraveren ingraven; kuilen