Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. inramen:


Dutch

Detailed Translations for inramen from Dutch to German

inramen:

inramen verbe (raam in, raamt in, raamde in, raamden in, ingeraamd)

  1. inramen
    einrahmen
    • einrahmen verbe (rahme ein, rahmst ein, rahmt ein, rahmte ein, rahmtet ein, eingerahmt)

Conjugations for inramen:

o.t.t.
  1. raam in
  2. raamt in
  3. raamt in
  4. ramen in
  5. ramen in
  6. ramen in
o.v.t.
  1. raamde in
  2. raamde in
  3. raamde in
  4. raamden in
  5. raamden in
  6. raamden in
v.t.t.
  1. heb ingeraamd
  2. hebt ingeraamd
  3. heeft ingeraamd
  4. hebben ingeraamd
  5. hebben ingeraamd
  6. hebben ingeraamd
v.v.t.
  1. had ingeraamd
  2. had ingeraamd
  3. had ingeraamd
  4. hadden ingeraamd
  5. hadden ingeraamd
  6. hadden ingeraamd
o.t.t.t.
  1. zal inramen
  2. zult inramen
  3. zal inramen
  4. zullen inramen
  5. zullen inramen
  6. zullen inramen
o.v.t.t.
  1. zou inramen
  2. zou inramen
  3. zou inramen
  4. zouden inramen
  5. zouden inramen
  6. zouden inramen
en verder
  1. is inramen
diversen
  1. raam in!
  2. raamt in!
  3. ingeraamd
  4. inramend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inramen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einrahmen inramen inlijsten; insluiten; omkaderen; omlijsten; omsingelen; omsluiten