Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kanaal:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kanaal from Dutch to German

kanaal:

kanaal [het ~] nom

  1. het kanaal (gracht; vaart)
    der Kanal; die Gracht; die Fahrt; der Lauf; die Fahrtroute
  2. het kanaal (communicatiekanaal)
  3. het kanaal
    der Kanal

Translation Matrix for kanaal:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fahrt gracht; kanaal; vaart autorijden; dagreis; excursie; expeditie; fietstocht; gang; koers; mars; reis; rijden; rit; rondreis; rondrit; route; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trektocht; trip; uitstapje
Fahrtroute gracht; kanaal; vaart
Gracht gracht; kanaal; vaart
Kanal communicatiekanaal; gracht; kanaal; vaart Kanaal; afvoerkanaal; afwateringskanaal; boezem; gegraven waterweg; kanalen; kreek; riolering; riool; trekvaart; vaarten
Lauf gracht; kanaal; vaart
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Channel communicatiekanaal; kanaal
Kommunikationschannel communicatiekanaal; kanaal
Kommunikationskanal communicatiekanaal; kanaal

Related Words for "kanaal":


Wiktionary Translations for kanaal:

kanaal
noun
  1. waterstaat|nld gegraven waterweg, (scheepvaartkanaal)

Cross Translation:
FromToVia
kanaal Kanal canal — artificial waterway
kanaal Kanal channel — broadcasting: specific radio frequency or band of frequencies
kanaal Kanal channel — broadcasting: specific radio frequency or band of frequencies used for transmitting television
kanaal Trakt tract — a series of connected body organs
kanaal Rohr; Röhre; Schlauch tube — Tuyau.