Dutch

Detailed Translations for knoeien from Dutch to German

knoeien:

knoeien verbe (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)

  1. knoeien (morsen; vlekken; kladden)
    beschmutzen; schweinigeln; beflecken; kleckern; verschmutzen; schmieren; manschen; panschen; beschmieren; verunreinigen; beklecksen
    • beschmutzen verbe (beschmutze, beschmutzt, beschmutzte, beschmutztet, beschmutzt)
    • schweinigeln verbe (schweinigele, schweinigelst, schweinigelt, schweinigelte, schweinigeltet, geschweinigelt)
    • beflecken verbe (beflecke, befleckst, befleckt, befleckte, beflecktet, befleckt)
    • kleckern verbe (kleckere, kleckerst, kleckert, kleckerte, kleckertet, gekleckert)
    • verschmutzen verbe (verschmutze, verschmutzt, verschmutzte, verschmutztet, verschmutzt)
    • schmieren verbe (schmiere, schmierest, schmieret, schmierete, schmieretet, geschmiert)
    • manschen verbe (mansche, manschst, manscht, manschte, manschtet, gemanscht)
    • panschen verbe (pansche, panschest, panscht, panschte, panschtet, gepanscht)
    • beschmieren verbe (beschmiere, beschmierst, beschmiert, beschmierte, beschmiertet, beschmiert)
    • verunreinigen verbe (verunreinige, verunreinigst, verunreinigt, verunreinigte, verunreinigtet, vereinigt)
    • beklecksen verbe (bekleckse, bekleckst, bekleckste, bekleckstet, bekleckst)
  2. knoeien (klungelen; klunzen; prutsen; stuntelen)
    stümpern; pfuschen
    • stümpern verbe (stümpere, stümperst, stümpert, stümperte, stümpertet, gestümpert)
    • pfuschen verbe (pfusche, pfuschst, pfuscht, pfuschte, pfuschtet, gepfuscht)
  3. knoeien (aanrotzooien; scharrelen; aanrommelen; rotzooien)

Conjugations for knoeien:

o.t.t.
  1. knoei
  2. knoeit
  3. knoeit
  4. knoeien
  5. knoeien
  6. knoeien
o.v.t.
  1. knoeide
  2. knoeide
  3. knoeide
  4. knoeiden
  5. knoeiden
  6. knoeiden
v.t.t.
  1. heb geknoeid
  2. hebt geknoeid
  3. heeft geknoeid
  4. hebben geknoeid
  5. hebben geknoeid
  6. hebben geknoeid
v.v.t.
  1. had geknoeid
  2. had geknoeid
  3. had geknoeid
  4. hadden geknoeid
  5. hadden geknoeid
  6. hadden geknoeid
o.t.t.t.
  1. zal knoeien
  2. zult knoeien
  3. zal knoeien
  4. zullen knoeien
  5. zullen knoeien
  6. zullen knoeien
o.v.t.t.
  1. zou knoeien
  2. zou knoeien
  3. zou knoeien
  4. zouden knoeien
  5. zouden knoeien
  6. zouden knoeien
en verder
  1. is geknoeid
diversen
  1. knoei!
  2. knoeit!
  3. geknoeid
  4. knoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knoeien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beflecken kladden; knoeien; morsen; vlekken
beklecksen kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
beschmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; besmeuren; bevlekken; bevuilen
beschmutzen kladden; knoeien; morsen; vlekken afgeven; bedoezelen; bevlekken; bevuilen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
herumpfuschen aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; broddelen; prutsen; rommelen
kleckern kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; vergieten
manschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
panschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
pfuschen klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen aanklooien; aanmodderen; broddelen; klooien; modderen; prutsen; rommelen; rotzooien
schmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken afreizen; doorsmeren; inoliën; invetten; keutelen; kladderen; kliederen; klodderen; neerkladden; oliën; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
schweinigeln kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; rotzooi maken; schuine moppen tappen; troep maken
stümpern klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen aanklooien; aanmodderen; broddelen; klooien; prutsen; rommelen; rotzooien
verschmutzen kladden; knoeien; morsen; vlekken verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken
verunreinigen kladden; knoeien; morsen; vlekken bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
beklecksen beklad

Synonyms for "knoeien":


Related Definitions for "knoeien":

  1. door onhandigheid druppels of kruimels laten vallen1
    • Jan knoeit zo als hij kookt1

Wiktionary Translations for knoeien:


Cross Translation:
FromToVia
knoeien pfuschen gâcher — maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.