Summary


Dutch

Detailed Translations for kuieren from Dutch to German

kuieren:

kuieren verbe (kuier, kuiert, kuierde, kuierden, gekuierd)

  1. kuieren (wandelen; lopen; slenteren; rondslenteren)
    spazieren; bummeln; schlendern; spazierengehen; herumschlendern
    • spazieren verbe (spaziere, spazierst, spaziert, spazierte, spaziertet, spaziert)
    • bummeln verbe (bummele, bummelst, bummelt, bummelte, bummeltet, gebummelt)
    • schlendern verbe (schlendere, schlenderst, schlendert, schlenderte, schlendertet, geschlendert)
    • herumschlendern verbe (schlendre herum, schlenderst herum, schlendert herum, schlenderte herum, schlendertet herum, herumgeschlendert)

Conjugations for kuieren:

o.t.t.
  1. kuier
  2. kuiert
  3. kuiert
  4. kuieren
  5. kuieren
  6. kuieren
o.v.t.
  1. kuierde
  2. kuierde
  3. kuierde
  4. kuierden
  5. kuierden
  6. kuierden
v.t.t.
  1. heb gekuierd
  2. hebt gekuierd
  3. heeft gekuierd
  4. hebben gekuierd
  5. hebben gekuierd
  6. hebben gekuierd
v.v.t.
  1. had gekuierd
  2. had gekuierd
  3. had gekuierd
  4. hadden gekuierd
  5. hadden gekuierd
  6. hadden gekuierd
o.t.t.t.
  1. zal kuieren
  2. zult kuieren
  3. zal kuieren
  4. zullen kuieren
  5. zullen kuieren
  6. zullen kuieren
o.v.t.t.
  1. zou kuieren
  2. zou kuieren
  3. zou kuieren
  4. zouden kuieren
  5. zouden kuieren
  6. zouden kuieren
en verder
  1. ben gekuierd
  2. bent gekuierd
  3. is gekuierd
  4. zijn gekuierd
  5. zijn gekuierd
  6. zijn gekuierd
diversen
  1. kuier!
  2. kuiert!
  3. gekuierd
  4. kuierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kuieren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bummeln kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen aan de zwier gaan; banjeren; boemelen; de hort op gaan; gaan; lanterfanten; lopen; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; stappen; uitgaan; verbeuzelen; verknoeien; verlummelen; zich voortbewegen
herumschlendern kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen omzwerven; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondwaren; rondzwalken; zwerven
schlendern kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; paraderen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; slenteren
spazieren kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; gaan; lopen; slenteren; stappen; zich voortbewegen
spazierengehen kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen banjeren; drentelen; flaneren; gaan; lopen; slenteren; stappen; zich voortbewegen

Related Words for "kuieren":


Wiktionary Translations for kuieren:


kuieren form of kuier:

kuier [de ~ (m)] nom

  1. de kuier (wandeling; ommetje; wandeltocht; )
    der Spaziergang; die kleine Wanderung; Spazieren; der Bummel

Translation Matrix for kuier:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bummel kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
Spazieren kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
Spaziergang kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht rondwandeling; voetreis; voettocht
kleine Wanderung kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht

Related Words for "kuier":