Dutch

Detailed Translations for mepten from Dutch to German

meppen:

meppen verbe (mep, mept, mepte, mepten, gemept)

  1. meppen (hard slaan; slaan; hengsten; timmeren)
    schlagen; rammen; hämmern; dreschen; verkloppen; hart schlagen; hauen
    • schlagen verbe (schlage, schlägst, schlägt, schlug, schlugt, geschlagen)
    • rammen verbe (ramme, rammst, rammt, rammte, rammtet, gerammt)
    • hämmern verbe (hämmre, hämmerst, hämmert, hämmerte, hämmertet, gehämmert)
    • dreschen verbe (dresche, drescht, drischt, draschte, draschtet, gedrescht)
    • verkloppen verbe (verkloppe, verkloppst, verkloppt, verkloppte, verklopptet, verkloppt)
    • hauen verbe (haue, haust, haut, hieb, hiebt, gehauen)

Conjugations for meppen:

o.t.t.
  1. mep
  2. mept
  3. mept
  4. meppen
  5. meppen
  6. meppen
o.v.t.
  1. mepte
  2. mepte
  3. mepte
  4. mepten
  5. mepten
  6. mepten
v.t.t.
  1. heb gemept
  2. hebt gemept
  3. heeft gemept
  4. hebben gemept
  5. hebben gemept
  6. hebben gemept
v.v.t.
  1. had gemept
  2. had gemept
  3. had gemept
  4. hadden gemept
  5. hadden gemept
  6. hadden gemept
o.t.t.t.
  1. zal meppen
  2. zult meppen
  3. zal meppen
  4. zullen meppen
  5. zullen meppen
  6. zullen meppen
o.v.t.t.
  1. zou meppen
  2. zou meppen
  3. zou meppen
  4. zouden meppen
  5. zouden meppen
  6. zouden meppen
en verder
  1. ben gemept
  2. bent gemept
  3. is gemept
  4. zijn gemept
  5. zijn gemept
  6. zijn gemept
diversen
  1. mep!
  2. mept!
  3. gemept
  4. meppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meppen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dreschen hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren dorsen
hart schlagen hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren
hauen hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren beuken; bomen kappen; bonken; een klap geven; hakken; hameren; houwen; kappen; knuppelen; omhakken; rammen; ranselen; schoppen; slaan; trappen; trappen geven; vellen
hämmern hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren beuken; bonken; bonzen; doordouwen; doorzetten; hameren; inhameren; instampen; klinken; kloppen met een hamer; luiden; rammen; slaan; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
rammen hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren aanvaren; beuken; bonken; hameren; heien; rammen; slaan
schlagen hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren bakkeleien; behalen; bekampen; beroeren; bestrijden; beuken; bevechten; bonken; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; duelleren; een klap geven; een opdonder verkopen; een radslag maken; hameren; heien; in tweeën houwen; kampen; kleunen; klieven; klinken; kloven; knokken; matten; raken; rammen; slaan; spijkeren; timmeren; tokkelen; treffen; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren; vechten; verkrijgen; winnen
verkloppen hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren

Related Words for "meppen":



External Machine Translations: