Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ontwaken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontwaken from Dutch to German

ontwaken:

ontwaken verbe (ontwaak, ontwaakt, ontwaakte, ontwaakten, ontwaakt)

  1. ontwaken (wakker worden)
    wachwerden; aufwachen
    • wachwerden verbe
    • aufwachen verbe (wache auf, wachst auf, wacht auf, wachte auf, wachtet auf, aufgewacht)

Conjugations for ontwaken:

o.t.t.
  1. ontwaak
  2. ontwaakt
  3. ontwaakt
  4. ontwaken
  5. ontwaken
  6. ontwaken
o.v.t.
  1. ontwaakte
  2. ontwaakte
  3. ontwaakte
  4. ontwaakten
  5. ontwaakten
  6. ontwaakten
v.t.t.
  1. ben ontwaakt
  2. bent ontwaakt
  3. is ontwaakt
  4. zijn ontwaakt
  5. zijn ontwaakt
  6. zijn ontwaakt
v.v.t.
  1. was ontwaakt
  2. was ontwaakt
  3. was ontwaakt
  4. waren ontwaakt
  5. waren ontwaakt
  6. waren ontwaakt
o.t.t.t.
  1. zal ontwaken
  2. zult ontwaken
  3. zal ontwaken
  4. zullen ontwaken
  5. zullen ontwaken
  6. zullen ontwaken
o.v.t.t.
  1. zou ontwaken
  2. zou ontwaken
  3. zou ontwaken
  4. zouden ontwaken
  5. zouden ontwaken
  6. zouden ontwaken
en verder
  1. heb ontwaakt
  2. hebt ontwaakt
  3. heeft ontwaakt
  4. hebben ontwaakt
  5. hebben ontwaakt
  6. hebben ontwaakt
diversen
  1. ontwaak!
  2. ontwaakt!
  3. ontwaakt
  4. ontwakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontwaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufwachen ontwaken; wakker worden
wachwerden ontwaken; wakker worden

Wiktionary Translations for ontwaken:

ontwaken
verb
  1. uit de slaap weer tot vol bewustzijn terugkeren

Cross Translation:
FromToVia
ontwaken aufwachen; erwachen awake — to gain consciousness
ontwaken aufwachen; erwachen wake — to stop sleeping
ontwaken aufwachen; erwachen wake up — To (become) awake