Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. opvlammen:


Dutch

Detailed Translations for opvlammen from Dutch to German

opvlammen:

opvlammen verbe (vlam op, vlamt op, vlamde op, vlamden op, opgevlamd)

  1. opvlammen (oplaaien)
    auflodern; aufflackern
    • auflodern verbe (lodere auf, loderst auf, lodert auf, loderte auf, lodertet auf, aufgelodert)
    • aufflackern verbe (flackere auf, flackerst auf, flackert auf, flackerte auf, flackertet auf, aufgeflackert)

Conjugations for opvlammen:

o.t.t.
  1. vlam op
  2. vlamt op
  3. vlamt op
  4. vlammen op
  5. vlammen op
  6. vlammen op
o.v.t.
  1. vlamde op
  2. vlamde op
  3. vlamde op
  4. vlamden op
  5. vlamden op
  6. vlamden op
v.t.t.
  1. ben opgevlamd
  2. bent opgevlamd
  3. is opgevlamd
  4. zijn opgevlamd
  5. zijn opgevlamd
  6. zijn opgevlamd
v.v.t.
  1. was opgevlamd
  2. was opgevlamd
  3. was opgevlamd
  4. waren opgevlamd
  5. waren opgevlamd
  6. waren opgevlamd
o.t.t.t.
  1. zal opvlammen
  2. zult opvlammen
  3. zal opvlammen
  4. zullen opvlammen
  5. zullen opvlammen
  6. zullen opvlammen
o.v.t.t.
  1. zou opvlammen
  2. zou opvlammen
  3. zou opvlammen
  4. zouden opvlammen
  5. zouden opvlammen
  6. zouden opvlammen
en verder
  1. heeft opgevlamd
  2. hebben opgevlamd
diversen
  1. vlam op!
  2. vlamt op!
  3. opgevlamd
  4. opvlammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opvlammen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufflackern oplaaien; opvlammen opflakkeren
auflodern oplaaien; opvlammen opflakkeren

Related Translations for opvlammen