Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. recht maken:


Dutch

Detailed Translations for recht maken from Dutch to German

recht maken:

recht maken verbe (maak recht, maakt recht, maakte recht, maakten recht, recht gemaakt)

  1. recht maken
    ausrichten
    • ausrichten verbe (richte aus, richtest aus, richtet aus, richtete aus, richtetet aus, ausgerichtet)

Conjugations for recht maken:

o.t.t.
  1. maak recht
  2. maakt recht
  3. maakt recht
  4. maken recht
  5. maken recht
  6. maken recht
o.v.t.
  1. maakte recht
  2. maakte recht
  3. maakte recht
  4. maakten recht
  5. maakten recht
  6. maakten recht
v.t.t.
  1. heb recht gemaakt
  2. hebt recht gemaakt
  3. heeft recht gemaakt
  4. hebben recht gemaakt
  5. hebben recht gemaakt
  6. hebben recht gemaakt
v.v.t.
  1. had recht gemaakt
  2. had recht gemaakt
  3. had recht gemaakt
  4. hadden recht gemaakt
  5. hadden recht gemaakt
  6. hadden recht gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal recht maken
  2. zult recht maken
  3. zal recht maken
  4. zullen recht maken
  5. zullen recht maken
  6. zullen recht maken
o.v.t.t.
  1. zou recht maken
  2. zou recht maken
  3. zou recht maken
  4. zouden recht maken
  5. zouden recht maken
  6. zouden recht maken
en verder
  1. is recht gemaakt
  2. zijn recht gemaakt
diversen
  1. maak recht!
  2. maakt recht!
  3. recht gemaakt
  4. recht makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for recht maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausrichten recht maken arrangeren; doen; handelen; herstellen; iets op touw zetten; in een bep. richting plaatsen; in het gelid stellen; mikken; regelen; repareren; richten; uitlijnen; uitrichten; uitvoeren; vernieuwen; verrichten

External Machine Translations:

Related Translations for recht maken