Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. terugval:
  2. terugvallen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for terugval from Dutch to German

terugval:

terugval [de ~ (m)] nom

  1. de terugval (recidive)
    der Rückfall; Rezidiv

Translation Matrix for terugval:

NounRelated TranslationsOther Translations
Rezidiv recidive; terugval
Rückfall recidive; terugval achteruitgang; inzinking

Related Words for "terugval":


Wiktionary Translations for terugval:


Cross Translation:
FromToVia
terugval Sinken; Fall decline — downward movement, fall

terugvallen:

terugvallen verbe (val terug, valt terug, viel terug, vielen terug, teruggevallen)

  1. terugvallen (achteropraken)
    zurückfallen
    • zurückfallen verbe (falle zurück, fällst zurück, fällt zurück, fiel zurück, fielet zurück, zurückgefallen)

Conjugations for terugvallen:

o.t.t.
  1. val terug
  2. valt terug
  3. valt terug
  4. vallen terug
  5. vallen terug
  6. vallen terug
o.v.t.
  1. viel terug
  2. viel terug
  3. viel terug
  4. vielen terug
  5. vielen terug
  6. vielen terug
v.t.t.
  1. ben teruggevallen
  2. bent teruggevallen
  3. is teruggevallen
  4. zijn teruggevallen
  5. zijn teruggevallen
  6. zijn teruggevallen
v.v.t.
  1. was teruggevallen
  2. was teruggevallen
  3. was teruggevallen
  4. waren teruggevallen
  5. waren teruggevallen
  6. waren teruggevallen
o.t.t.t.
  1. zal terugvallen
  2. zult terugvallen
  3. zal terugvallen
  4. zullen terugvallen
  5. zullen terugvallen
  6. zullen terugvallen
o.v.t.t.
  1. zou terugvallen
  2. zou terugvallen
  3. zou terugvallen
  4. zouden terugvallen
  5. zouden terugvallen
  6. zouden terugvallen
diversen
  1. val terug!
  2. valt terug!
  3. teruggevallen
  4. terugvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

terugvallen [znw.] nom

  1. terugvallen (sterk in waarde dalen; inzakken; kelderen)

Translation Matrix for terugvallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abrutschen inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen
Einsinken inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen afketsen; afstuiten; inzinken; ricocheren; terugkaatsen; uitzakking; verzakking; wegzinken
Sinken inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen afname; daling; minder worden; terugloop; val
Zurückfallen inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
stark im Wert fallen inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
stark im Wert fallen kelderen; sterk in waarde dalen
zurückfallen achteropraken; terugvallen

Related Words for "terugvallen":


Wiktionary Translations for terugvallen:


Cross Translation:
FromToVia
terugvallen sinken; fallen decline — move downwards
terugvallen hängen retombertomber encore.