Dutch

Detailed Translations for uitgedrukt from Dutch to German

uitgedrukt:


uitgedrukt form of uitdrukken:

uitdrukken verbe (druk uit, drukt uit, drukte uit, drukten uit, uitgedrukt)

  1. uitdrukken (uitdrukking geven aan; uiten; verwoorden; uiting geven aan; vertolken)
    ausdrücken; in Worte fassen; mitteilen; sich aus drücken
  2. uitdrukken (leegknijpen; uitknijpen)
    ausdrücken; ausquetschen; auspressen
    • ausdrücken verbe (drücke aus, drückst aus, drückt aus, drückte aus, drücktet aus, ausgedrückt)
    • ausquetschen verbe
    • auspressen verbe (presse aus, presst aus, presste aus, presstet aus, ausgepreßt)

Conjugations for uitdrukken:

o.t.t.
  1. druk uit
  2. drukt uit
  3. drukt uit
  4. drukken uit
  5. drukken uit
  6. drukken uit
o.v.t.
  1. drukte uit
  2. drukte uit
  3. drukte uit
  4. drukten uit
  5. drukten uit
  6. drukten uit
v.t.t.
  1. heb uitgedrukt
  2. hebt uitgedrukt
  3. heeft uitgedrukt
  4. hebben uitgedrukt
  5. hebben uitgedrukt
  6. hebben uitgedrukt
v.v.t.
  1. had uitgedrukt
  2. had uitgedrukt
  3. had uitgedrukt
  4. hadden uitgedrukt
  5. hadden uitgedrukt
  6. hadden uitgedrukt
o.t.t.t.
  1. zal uitdrukken
  2. zult uitdrukken
  3. zal uitdrukken
  4. zullen uitdrukken
  5. zullen uitdrukken
  6. zullen uitdrukken
o.v.t.t.
  1. zou uitdrukken
  2. zou uitdrukken
  3. zou uitdrukken
  4. zouden uitdrukken
  5. zouden uitdrukken
  6. zouden uitdrukken
en verder
  1. ben uitgedrukt
  2. bent uitgedrukt
  3. is uitgedrukt
  4. zijn uitgedrukt
  5. zijn uitgedrukt
  6. zijn uitgedrukt
diversen
  1. druk uit!
  2. drukt uit!
  3. uitgedrukt
  4. uitdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitdrukken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausdrücken leegknijpen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; uitknijpen; vertolken; verwoorden babbelen; formuleren; fraseren; in een formule brengen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leegknijpen; persen; praten; snateren; spreken; tot uitdrukking brengen; uitbeelden; uitpersen; verbaliseren; verbeelden; verpersonificeren; vertolken; verwoorden; wauwelen; zwammen
auspressen leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen leeghalen; leegknijpen; persen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen
ausquetschen leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen
in Worte fassen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden formuleren; fraseren; in een formule brengen; verbaliseren; verwoorden
mitteilen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden berichten; beschrijven; erbij zeggen; iets melden; informeren; inlichten; klikken; mededelen; meedelen; melden; noemen; op de hoogte brengen; rapporteren; tippen; uiteenzetten; van iets in kennis stellen; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verklikken; verlinken; vermelden; verraden; verslag uitbrengen; vertellen; verwittigen; waarschuwen; zeggen
sich aus drücken uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
auspressen uitgedrukt; uitgeknepen
ausquetschen uitgedrukt; uitgeknepen

Wiktionary Translations for uitdrukken:


Cross Translation:
FromToVia
uitdrukken ausdrücken articulate — to explain
uitdrukken äußern; ausdrücken express — to convey meaning
uitdrukken ausdrücken exprimer — Manifester une pensée
uitdrukken abbilden; repräsentieren; vertreten; vorstellen; beschreiben; spielen; ausdrücken; zum Ausdruck bringen représenterprésenter de nouveau.

External Machine Translations:

Related Translations for uitgedrukt