Summary


Dutch

Detailed Translations for uitverkoop from Dutch to German

uitverkoop:

uitverkoop [de ~ (m)] nom

  1. de uitverkoop (opruiming; opruimingsuitverkoop)
    der Ausverkauf; der Schlußverkauf; der Saisonausverkauf; der Saisonschlußverkauf

Translation Matrix for uitverkoop:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausverkauf opruiming; opruimingsuitverkoop; uitverkoop
Saisonausverkauf opruiming; opruimingsuitverkoop; uitverkoop
Saisonschlußverkauf opruiming; opruimingsuitverkoop; uitverkoop seizoenopruiming; seizoensuitverkoop
Schlußverkauf opruiming; opruimingsuitverkoop; uitverkoop seizoenopruiming; seizoensuitverkoop

Wiktionary Translations for uitverkoop:


Cross Translation:
FromToVia
uitverkoop Schlussverkauf; Ausverkauf sale — sale of goods at reduced prices

uitverkoop form of uitverkopen:

uitverkopen verbe (verkoop uit, verkoopt uit, verkocht uit, verkochten uit, uitverkocht)

  1. uitverkopen
    ausverkaufen
    • ausverkaufen verbe (verkaufe aus, verkaufst aus, verkauft aus, verkaufte aus, verkauftet aus, ausverkauft)

Conjugations for uitverkopen:

o.t.t.
  1. verkoop uit
  2. verkoopt uit
  3. verkoopt uit
  4. verkopen uit
  5. verkopen uit
  6. verkopen uit
o.v.t.
  1. verkocht uit
  2. verkocht uit
  3. verkocht uit
  4. verkochten uit
  5. verkochten uit
  6. verkochten uit
v.t.t.
  1. heb uitverkocht
  2. hebt uitverkocht
  3. heeft uitverkocht
  4. hebben uitverkocht
  5. hebben uitverkocht
  6. hebben uitverkocht
v.v.t.
  1. had uitverkocht
  2. had uitverkocht
  3. had uitverkocht
  4. hadden uitverkocht
  5. hadden uitverkocht
  6. hadden uitverkocht
o.t.t.t.
  1. zal uitverkopen
  2. zult uitverkopen
  3. zal uitverkopen
  4. zullen uitverkopen
  5. zullen uitverkopen
  6. zullen uitverkopen
o.v.t.t.
  1. zou uitverkopen
  2. zou uitverkopen
  3. zou uitverkopen
  4. zouden uitverkopen
  5. zouden uitverkopen
  6. zouden uitverkopen
en verder
  1. ben uitverkocht
  2. bent uitverkocht
  3. is uitverkocht
  4. zijn uitverkocht
  5. zijn uitverkocht
  6. zijn uitverkocht
diversen
  1. verkoop uit!
  2. verkoopt uit!
  3. uitverkocht
  4. uitverkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitverkopen [de ~] nom, pluriel

  1. de uitverkopen (opruimingen)
    die Ausverkäufe; die Schlußverkäufe

Translation Matrix for uitverkopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausverkäufe opruimingen; uitverkopen
Schlußverkäufe opruimingen; uitverkopen opruimingsuitverkopen
VerbRelated TranslationsOther Translations
ausverkaufen uitverkopen afdekken; afruimen; bergen; opruimen

External Machine Translations:

Related Translations for uitverkoop