Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gevuld:
  2. vullen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gevuld from Dutch to English

gevuld:

gevuld adj

  1. gevuld (vol)

Translation Matrix for gevuld:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
filled gevuld; vol bezwangerd; opgevuld; volgestopt
stuffed gevuld; vol opgevuld; verzadigd; vol; volgegeten; volgepropt; volgestopt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
filled out gevuld; vol opgevuld; volgestopt
full gevuld; vol afgeladen; klankrijk; kompleet; opgevuld; plenair; sonoor; verzadigd; vol; volgegeten; volgestopt; voltallig

Related Words for "gevuld":

  • gevuldheid

Wiktionary Translations for gevuld:

gevuld
adjective
  1. that is now full
  2. with material

Cross Translation:
FromToVia
gevuld portly; corpulent korpulent — von kräftiger, fülliger Gestalt

vullen:

vullen verbe (vul, vult, vulde, vulden, gevuld)

  1. vullen (volstorten; volplempen; volmaken)
    to fill in; to fill up; to fill
    • fill in verbe (fills in, filled in, filling in)
    • fill up verbe (fills up, filled up, filling up)
    • fill verbe (fills, filled, filling)
  2. vullen (volschenken)
    to fill in; to inflate; to fill
    • fill in verbe (fills in, filled in, filling in)
    • inflate verbe (inflates, inflated, inflating)
    • fill verbe (fills, filled, filling)
  3. vullen (bijvullen)
    to fill up; to fill; to top up
    • fill up verbe (fills up, filled up, filling up)
    • fill verbe (fills, filled, filling)
    • top up verbe (tops up, topped up, topping up)
  4. vullen (opvullen)
    to fill up; to fill
    • fill up verbe (fills up, filled up, filling up)
    • fill verbe (fills, filled, filling)
  5. vullen (volgooien; volgieten)
    to fill
    • fill verbe (fills, filled, filling)

Conjugations for vullen:

o.t.t.
  1. vul
  2. vult
  3. vult
  4. vullen
  5. vullen
  6. vullen
o.v.t.
  1. vulde
  2. vulde
  3. vulde
  4. vulden
  5. vulden
  6. vulden
v.t.t.
  1. heb gevuld
  2. hebt gevuld
  3. heeft gevuld
  4. hebben gevuld
  5. hebben gevuld
  6. hebben gevuld
v.v.t.
  1. had gevuld
  2. had gevuld
  3. had gevuld
  4. hadden gevuld
  5. hadden gevuld
  6. hadden gevuld
o.t.t.t.
  1. zal vullen
  2. zult vullen
  3. zal vullen
  4. zullen vullen
  5. zullen vullen
  6. zullen vullen
o.v.t.t.
  1. zou vullen
  2. zou vullen
  3. zou vullen
  4. zouden vullen
  5. zouden vullen
  6. zouden vullen
diversen
  1. vul!
  2. vult!
  3. gevuld
  4. vullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vullen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fill up aanvulling; completering; supplement; suppletie; voltooiing
VerbRelated TranslationsOther Translations
fill bijvullen; farceren; opvullen; plomberen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volschenken; volstorten; vullen beslaan; ruimte innemen; verzadigen; volpompen; zich de buik vol eten
fill in volmaken; volplempen; volschenken; volstorten; vullen dichtgooien
fill up bijvullen; opvullen; volmaken; volplempen; volstorten; vullen aanvullen; bijschenken; bijtanken; bijvullen; completeren; dichtgooien; gaten dichten; stoppen; tanken; toevoegen; vol maken; voltallig maken
inflate volschenken; vullen
top up bijvullen; vullen

Related Definitions for "vullen":

  1. er zoveel in doen dat er niets meer bij kan1
    • hij vult het kopje met koffie1

Wiktionary Translations for vullen:

vullen
verb
  1. vol maken
vullen
verb
  1. to fill or supply, as a purse with money
  2. treat (a tooth)
  3. enter, making it full
  4. become full of contents
  5. occupy fully, take up all of
  6. fill up
  7. to refill
  8. -

Cross Translation:
FromToVia
vullen fill plombierenveraltend, (transitiv) einen ausgebohrten kariösen Zahn mit einer Dichtungsmasse füllen
vullen fill; fill in; fill up; imbue; permeate; complete; complement; consummate; finish compléterrendre complet.
vullen pad; stuff; upholster rembourrergarnir de bourre, de laine, de crin, etc.

Related Translations for gevuld