Noun | Related Translations | Other Translations |
bank
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
bank; bankrelatie; handelsbank; oever; wal; waterkant
|
defeat
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
nederlaag; overwonnen-worden; verijdeling; verlies
|
disgrace
|
afgang; blamage; teschandemaking
|
ongenade; ongunst; schandaal; schandaaltje
|
failure
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
bankroet; blunder; faillissement; feil; fout; gebrek; kneusje; misgreep; mislukkeling; misrekening; misschot; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing; wanprestatie
|
fall-through
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
|
fiasco
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
|
flop
|
afgang; blamage; echec; fiasco; flop; mislukking; misser; teschandemaking
|
|
incline
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
glooiing; glooiingshoek
|
let down
|
afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
|
nederlaag; overwonnen-worden; verlies
|
slope
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
flauwe helling; glooiing; glooiingshoek
|
talus
|
afgang; berm; dijkhelling; glooiing; helling; talud
|
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
bank
|
|
op bankrekening zetten; sparen
|
disgrace
|
|
blameren; schandaliseren
|
flop
|
|
afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; kwakken; misgaan; mislopen; mislukken; neerkwakken; smakken; stranden; verkeerd lopen
|
incline
|
|
aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; hellen; neigen; overhangen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen naar; vervallen; voorover buigen; voorover hellen
|
let down
|
|
afvallen; benadelen; dumpen; duperen; frustreren; laten vallen; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen
|
slope
|
|
aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; hellen; overhellen; vervallen; voorover buigen; voorover hellen
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
let down
|
|
beteuterd; betrokken; sip; teleurgesteld
|