Summary
Dutch to English: more detail...
- schakel:
- schakelen:
-
Wiktionary:
- schakel → link, clasp
- schakel → link, length of chain-cable, cable length, shot of chain-cable, shackle
- schakelen → shift, gear
- schakelen → plug in, connect, switch on, turn on, give, donate, engage, couple, unlock, open up, clear, turn, turn around, turn round, revolve, whirl
Dutch
Detailed Translations for schakel from Dutch to English
schakel:
Translation Matrix for schakel:
Related Words for "schakel":
Wiktionary Translations for schakel:
schakel
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schakel | → link | ↔ Bindeglied — Vorrichtung oder Person, die eine Verbindung zwischen unterschiedlichen Einheiten (Geräten, Bauteilen, Aggregaten, Personen, Gruppen) herstellt oder darstellt |
• schakel | → link; length of chain-cable; cable length; shot of chain-cable; shackle | ↔ maillon — petite maille. |
schakel form of schakelen:
-
schakelen (naar een andere versnelling overgaan)
Conjugations for schakelen:
o.t.t.
- schakel
- schakelt
- schakelt
- schakelen
- schakelen
- schakelen
o.v.t.
- schakelde
- schakelde
- schakelde
- schakelden
- schakelden
- schakelden
v.t.t.
- ben geschakeld
- bent geschakeld
- is geschakeld
- zijn geschakeld
- zijn geschakeld
- zijn geschakeld
v.v.t.
- was geschakeld
- was geschakeld
- was geschakeld
- waren geschakeld
- waren geschakeld
- waren geschakeld
o.t.t.t.
- zal schakelen
- zult schakelen
- zal schakelen
- zullen schakelen
- zullen schakelen
- zullen schakelen
o.v.t.t.
- zou schakelen
- zou schakelen
- zou schakelen
- zouden schakelen
- zouden schakelen
- zouden schakelen
diversen
- schakel!
- schakelt!
- geschakeld
- schakelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schakelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
switch | invaller; knop; lichtknop; omruil; omschakelaar; omwisselen; omwisseling; schakelaar; schakelknop; schakeloptie; spoorwegwissel; stroomwisselaar; switch; verruiling; verwisseling; wissel; wisselaar; wisselspeler | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
switch | naar een andere versnelling overgaan; schakelen | afwisselen; herzien; inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen |
Related Words for "schakelen":
Related Definitions for "schakelen":
Wiktionary Translations for schakelen:
schakelen
Cross Translation:
verb
schakelen
-
een verbinding tot stand brengen
- schakelen → shift
verb
-
to fit with gears in order to achieve a desired gear ratio
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schakelen | → plug in; connect; switch on; turn on | ↔ brancher — Se percher sur les branches d’un arbre. |
• schakelen | → give; donate | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
• schakelen | → engage; couple | ↔ embrayer — mettre les parties d’un mécanisme qui devoir mouvoir en communication avec le moteur. |
• schakelen | → switch on; turn on; unlock; open up; clear | ↔ ouvrir — Faire que ce qui clore, fermer, ne le être plus. |
• schakelen | → switch on; turn on; turn; turn around; turn round; revolve; whirl | ↔ tourner — Traductions à trier suivant le sens |