Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. complimenteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for complimenteren from Dutch to English

complimenteren:

complimenteren verbe (complimenteer, complimenteert, complimenteerde, complimenteerden, gecomplimenteerd)

  1. complimenteren (compliment maken; pluim geven; pluimpje geven)
    to make compliments
    • make compliments verbe (makes compliments, made complaints, making complaints)

Conjugations for complimenteren:

o.t.t.
  1. complimenteer
  2. complimenteert
  3. complimenteert
  4. complimenteren
  5. complimenteren
  6. complimenteren
o.v.t.
  1. complimenteerde
  2. complimenteerde
  3. complimenteerde
  4. complimenteerden
  5. complimenteerden
  6. complimenteerden
v.t.t.
  1. heb gecomplimenteerd
  2. hebt gecomplimenteerd
  3. heeft gecomplimenteerd
  4. hebben gecomplimenteerd
  5. hebben gecomplimenteerd
  6. hebben gecomplimenteerd
v.v.t.
  1. had gecomplimenteerd
  2. had gecomplimenteerd
  3. had gecomplimenteerd
  4. hadden gecomplimenteerd
  5. hadden gecomplimenteerd
  6. hadden gecomplimenteerd
o.t.t.t.
  1. zal complimenteren
  2. zult complimenteren
  3. zal complimenteren
  4. zullen complimenteren
  5. zullen complimenteren
  6. zullen complimenteren
o.v.t.t.
  1. zou complimenteren
  2. zou complimenteren
  3. zou complimenteren
  4. zouden complimenteren
  5. zouden complimenteren
  6. zouden complimenteren
diversen
  1. complimenteer!
  2. complimenteert!
  3. gecomplimenteerd
  4. complimeterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for complimenteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
make compliments compliment maken; complimenteren; pluim geven; pluimpje geven

Wiktionary Translations for complimenteren:

complimenteren
verb
  1. to compliment someone
  2. to pay a compliment; to express a favorable opinion