Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. losknopen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for losknopen from Dutch to English

losknopen:

losknopen verbe (knoop los, knoopt los, knoopte los, knoopten los, losgeknoopt)

  1. losknopen (ontknopen)
    to unravel; to untie; to fray; to loosen; to undo; to unlock; to unbutton; to ravel out
    • unravel verbe (unravels, unravelled, unravelling)
    • untie verbe (unties, untied, untying)
    • fray verbe (frays, frayed, fraying)
    • loosen verbe (loosens, loosened, loosening)
    • undo verbe (undoes, undid, undoing)
    • unlock verbe (unlocks, unlocked, unlocking)
    • unbutton verbe (unbuttons, unbuttoned, unbuttoning)
    • ravel out verbe (ravels out, ravelled out, ravelling out)

Conjugations for losknopen:

o.t.t.
  1. knoop los
  2. knoopt los
  3. knoopt los
  4. knopen los
  5. knopen los
  6. knopen los
o.v.t.
  1. knoopte los
  2. knoopte los
  3. knoopte los
  4. knoopten los
  5. knoopten los
  6. knoopten los
v.t.t.
  1. heb losgeknoopt
  2. hebt losgeknoopt
  3. heeft losgeknoopt
  4. hebben losgeknoopt
  5. hebben losgeknoopt
  6. hebben losgeknoopt
v.v.t.
  1. had losgeknoopt
  2. had losgeknoopt
  3. had losgeknoopt
  4. hadden losgeknoopt
  5. hadden losgeknoopt
  6. hadden losgeknoopt
o.t.t.t.
  1. zal losknopen
  2. zult losknopen
  3. zal losknopen
  4. zullen losknopen
  5. zullen losknopen
  6. zullen losknopen
o.v.t.t.
  1. zou losknopen
  2. zou losknopen
  3. zou losknopen
  4. zouden losknopen
  5. zouden losknopen
  6. zouden losknopen
en verder
  1. ben losgeknoopt
  2. bent losgeknoopt
  3. is losgeknoopt
  4. zijn losgeknoopt
  5. zijn losgeknoopt
  6. zijn losgeknoopt
diversen
  1. knoop los!
  2. knoopt los!
  3. losgeknoopt
  4. losknopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for losknopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
undo terugdraaifase
VerbRelated TranslationsOther Translations
fray losknopen; ontknopen rafelen; rafels loslaten; uitrafelen
loosen losknopen; ontknopen afschroeven; detacheren; los worden; losdraaien; losgaan; loskrijgen; losmaken; losschroeven; loswerken; openschroeven; scheiden
ravel out losknopen; ontknopen rafelen
unbutton losknopen; ontknopen ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen
undo losknopen; ontknopen delgen; loshaken; loshalen; loskrijgen; nullificeren; ondervangen; ongedaan maken; open krijgen; opheffen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugdraaien; uithalen; verijdelen; vernietigen
unlock losknopen; ontknopen ontgrendelen; ontsluiten; opendoen; opendraaien; openen; openmaken
unravel losknopen; ontknopen ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; rafelen; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
untie losknopen; ontknopen detacheren; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; ontrafelen; ontwarren; scheiden; tornen; uit de war halen; uit elkaar halen; uithalen; uittrekken

Wiktionary Translations for losknopen:

losknopen
verb
  1. to loosen, as something interlaced or knotted

External Machine Translations: