Summary


Dutch

Detailed Translations for beamen from Dutch to Spanish

beamen:

beamen verbe (beaam, beaamt, beaamde, beaamden, beaamd)

  1. beamen (bevestigen; onderschrijven; staven)

Conjugations for beamen:

o.t.t.
  1. beaam
  2. beaamt
  3. beaamt
  4. beamen
  5. beamen
  6. beamen
o.v.t.
  1. beaamde
  2. beaamde
  3. beaamde
  4. beaamden
  5. beaamden
  6. beaamden
v.t.t.
  1. heb beaamd
  2. hebt beaamd
  3. heeft beaamd
  4. hebben beaamd
  5. hebben beaamd
  6. hebben beaamd
v.v.t.
  1. had beaamd
  2. had beaamd
  3. had beaamd
  4. hadden beaamd
  5. hadden beaamd
  6. hadden beaamd
o.t.t.t.
  1. zal beamen
  2. zult beamen
  3. zal beamen
  4. zullen beamen
  5. zullen beamen
  6. zullen beamen
o.v.t.t.
  1. zou beamen
  2. zou beamen
  3. zou beamen
  4. zouden beamen
  5. zouden beamen
  6. zouden beamen
diversen
  1. beaam!
  2. beaamt!
  3. beaamd
  4. beamende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beamen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acceder beamen; bevestigen; onderschrijven; staven aankomen; afgeven; akkoord gaan; arriveren; betreden; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; doordringen; erbij voegen; erop achteruitgaan; geld inleveren; goed vinden; gunnen; iets toekennen; ingaan; inleveren; instemmen; invoegen; ondervragen; overgaan op nieuwe rijbaan; overhandigen; overhoren; penetreren; toebedelen; toekennen; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toevoegen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren
adherirse beamen; bevestigen; onderschrijven; staven
admitir beamen; bevestigen; onderschrijven; staven afrekenen; bekennen; belonen; betalen; bezoldigen; billijken; binnen laten; binnenlaten; dokken; dulden; gedogen; goedkeuren; gunnen; gunst verlenen; honoreren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inlaten; inwilligen; laten; naarbinnen laten; nageven; permitteren; salariëren; toebedelen; toegang verschaffen; toekennen; toelaten; toestaan; toewijzen; tolereren; vergunnen; verlenen
asentir a beamen; bevestigen; onderschrijven; staven gunnen; gunst verlenen
conceder beamen; bevestigen; onderschrijven; staven cadeau doen; cadeau geven; doneren; dulden; duren; geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; schenken; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen; verstrekken
confirmar beamen; bevestigen; onderschrijven; staven bevestigen
consentir beamen; bevestigen; onderschrijven; staven afgeven; autoriseren; billijken; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inleveren; laten; overhandigen; permitteren; toekennen; toelaten; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; vertroetelen; verwennen
reconocer beamen; bevestigen; onderschrijven; staven afgeven; aftasten; beseffen; controleren; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; examineren; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inspecteren; inzien; keuren; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; ondervragen; onderzoeken; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; schouwen; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren; verkennen
suscribir beamen; bevestigen; onderschrijven; staven aanmelden bij; inschrijven; intekenen

Wiktionary Translations for beamen:

beamen
verb
  1. bevestigen dat men het eens is met iets

Cross Translation:
FromToVia
beamen confirmar confirm — to assure
beamen afirmar; confirmar; aducir; aseverar affirmerassurer, soutenir qu’une chose est vraie.
beamen aprobar approuvertenir pour acceptable.