Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- bukken:
-
Wiktionary:
- bukken → agacharse, acurrucarse
- bukken → inclinarse, agacharse
Dutch
Detailed Translations for bukken from Dutch to Spanish
bukken:
-
bukken (voorover bukken)
Conjugations for bukken:
o.t.t.
- buk
- bukt
- bukt
- bukken
- bukken
- bukken
o.v.t.
- bukte
- bukte
- bukte
- bukten
- bukten
- bukten
v.t.t.
- heb gebukt
- hebt gebukt
- heeft gebukt
- hebben gebukt
- hebben gebukt
- hebben gebukt
v.v.t.
- had gebukt
- had gebukt
- had gebukt
- hadden gebukt
- hadden gebukt
- hadden gebukt
o.t.t.t.
- zal bukken
- zult bukken
- zal bukken
- zullen bukken
- zullen bukken
- zullen bukken
o.v.t.t.
- zou bukken
- zou bukken
- zou bukken
- zouden bukken
- zouden bukken
- zouden bukken
en verder
- ben gebukt
- bent gebukt
- is gebukt
- zijn gebukt
- zijn gebukt
- zijn gebukt
diversen
- buk!
- bukt!
- gebukt
- bukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bukken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
agacharse | bukken; voorover bukken |
Wiktionary Translations for bukken:
bukken
Cross Translation:
verb
-
het lichaam geheel vooroverbuigen om bij iets lagers te komen
- bukken → agacharse; acurrucarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bukken | → inclinarse | ↔ bend down — to bend one's legs while upright to get to a lower position |
• bukken | → agacharse | ↔ bend over — to bend one's upper body forward |
• bukken | → agacharse | ↔ bücken — (reflexiv) den Oberkörper tief in Richtung Boden beugen |