Dutch

Detailed Translations for gerealiseerd from Dutch to Spanish

gerealiseerd:


realiseren:

realiseren verbe (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)

  1. realiseren (beseffen; onderkennen; inzien; doorzien)
  2. realiseren (verwerkelijken; bewerkstelligen; verwezenlijken)

Conjugations for realiseren:

o.t.t.
  1. realiseer
  2. realiseert
  3. realiseert
  4. realiseren
  5. realiseren
  6. realiseren
o.v.t.
  1. realiseerde
  2. realiseerde
  3. realiseerde
  4. realiseerden
  5. realiseerden
  6. realiseerden
v.t.t.
  1. heb gerealiseerd
  2. hebt gerealiseerd
  3. heeft gerealiseerd
  4. hebben gerealiseerd
  5. hebben gerealiseerd
  6. hebben gerealiseerd
v.v.t.
  1. had gerealiseerd
  2. had gerealiseerd
  3. had gerealiseerd
  4. hadden gerealiseerd
  5. hadden gerealiseerd
  6. hadden gerealiseerd
o.t.t.t.
  1. zal realiseren
  2. zult realiseren
  3. zal realiseren
  4. zullen realiseren
  5. zullen realiseren
  6. zullen realiseren
o.v.t.t.
  1. zou realiseren
  2. zou realiseren
  3. zou realiseren
  4. zouden realiseren
  5. zouden realiseren
  6. zouden realiseren
en verder
  1. is geraliseerd
  2. zijn gerealiseerd
diversen
  1. realiseer!
  2. realiseert!
  3. gerealiseerd
  4. realiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for realiseren:

NounRelated TranslationsOther Translations
comprender begrijpen; behelzen; inhouden; inzicht; snappen; vatten
desarrollar beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
entender begrijpen; inzicht
VerbRelated TranslationsOther Translations
calar beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren beginnen te snappen; bereiken; doordouwen; doordringen; doorgronden; doorkrijgen; doortrekken met vloeistof; doorzetten; doorzien hebben; drenken; inzien; penetreren in
comprender beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; behelzen; betrappen; bevatten; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inhouden; inzien; kennen; met het verstand vatten; omvatten; ondervragen; overhoren; snappen; uithoren; uitvragen; verhoren; verstaan
concebir beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; broeden; concipiëren; graven; in het leven roepen; inrichten; installeren; inzien; maken; met het verstand vatten; opdelven; opgraven; opvatten; scheppen; snappen; uitbroeden; warmhouden
darse cuenta de beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aanschouwen; begrijpen; bekijken; bemerken; bespeuren; een blik werpen; gewaarworden; inzien; kijken; merken; met het verstand vatten; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; snappen; staren; turen; voelen; waarnemen; zien
desarrollar bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken afwisselen; geschikt maken voor bebouwing; graven; herzien; in het leven roepen; maken; ontginnen; ontplooien; ontwikkelen; opbloeien; opdelven; opfleuren; opgraven; scheppen; tot bloei komen; tot ontwikkeling brengen; tot volle wasdom komen; uiteenvouwen; veranderen; verwisselen; wijzigen
distinguir beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren aankijken; aanschouwen; bekijken; bemerken; differentiëren; een ereteken geven; gadeslaan; gewaarworden; horen; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; kijken; merken; observeren; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; tekenen; toeschouwen; turen; typeren; uit elkaar houden; uiteenhouden; van elkaar onderscheiden; voelen; waarnemen; zien
entender beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren begrijpen; betrappen; doorhebben; doorzien; doorzien hebben; inleven; invoelen; inzien; kennen; meeleven; met het verstand vatten; ondervragen; opvatten; overhoren; snappen; uithoren; uitvragen; verhoren; verstaan; voelen
explotar bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken aan stukken springen; bouwklaar maken; exploderen; exploiteren; klappen; laten exploderen; leegknijpen; ontginnen; ontploffen; ontwikkelen; opblazen; persen; ploffen; profiteren; springen; tot ontwikkeling brengen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uitbuiten; uitpersen; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken
hacer realidad bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken
realizar bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; verwezenlijken afmaken; afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; doden; doen; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; een prestatie leveren; eindigen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; liquideren; ombrengen; ophouden; presteren; stoppen; tot stand brengen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; van kant maken; vermoorden; verrichten; voor elkaar krijgen; waarmaken
reconocer beseffen; doorzien; inzien; onderkennen; realiseren afgeven; aftasten; beamen; bevestigen; controleren; doorvorsen; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; examineren; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inspecteren; keuren; nageven; nieuw leven inblazen; onderschrijven; ondervragen; onderzoeken; overhandigen; overhoren; restaureren; schouwen; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren; verkennen

Wiktionary Translations for realiseren:


Cross Translation:
FromToVia
realiseren lograr; conseguir achieve — to carry out successfully; to accomplish
realiseren conseguir; lograr achieve — to obtain, or gain as the result of exertion
realiseren conseguir; lograr attain — to accomplish; to achieve
realiseren realizar realize — to make real
realiseren realizar realisieren — einen Plan verwirklichen, in die Tat umsetzen
realiseren realizar; efectivar; cumplir; llevar a cabo; ejecutar réaliser — construire