Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gerelateerd:
  2. relateren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gerelateerd from Dutch to Spanish

gerelateerd:


Translation Matrix for gerelateerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
consanguíneo bloedverwant; familielid
pariente bloedverwant; familielid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
consanguíneo gerelateerd; verwant
emparentado gerelateerd; verwant aangetrouwd
pariente gerelateerd; verwant
relacionado gerelateerd; verwant geallieerd

Wiktionary Translations for gerelateerd:


Cross Translation:
FromToVia
gerelateerd relacionado related — standing in relation or connection

gerelateerd form of relateren:

relateren verbe (relateer, relateert, relateerde, relateerden, gerelateerd)

  1. relateren

Conjugations for relateren:

o.t.t.
  1. relateer
  2. relateert
  3. relateert
  4. relateren
  5. relateren
  6. relateren
o.v.t.
  1. relateerde
  2. relateerde
  3. relateerde
  4. relateerden
  5. relateerden
  6. relateerden
v.t.t.
  1. ben gerelateerd
  2. bent gerelateerd
  3. is gerelateerd
  4. zijn gerelateerd
  5. zijn gerelateerd
  6. zijn gerelateerd
v.v.t.
  1. was gerelateerd
  2. was gerelateerd
  3. was gerelateerd
  4. waren gerelateerd
  5. waren gerelateerd
  6. waren gerelateerd
o.t.t.t.
  1. zal relateren
  2. zult relateren
  3. zal relateren
  4. zullen relateren
  5. zullen relateren
  6. zullen relateren
o.v.t.t.
  1. zou relateren
  2. zou relateren
  3. zou relateren
  4. zouden relateren
  5. zouden relateren
  6. zouden relateren
en verder
  1. heb gerelateerd
  2. hebt gerelateerd
  3. heeft gerelateerd
  4. hebben gerelateerd
  5. hebben gerelateerd
  6. hebben gerelateerd
diversen
  1. relateer!
  2. relateert!
  3. gerelateerd
  4. relaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for relateren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
relacionar con relateren