Dutch
Detailed Translations for meegeven from Dutch to Spanish
meegeven:
Conjugations for meegeven:
o.t.t.
- geef mee
- geeft mee
- geeft mee
- geven mee
- geven mee
- geven mee
o.v.t.
- gaf mee
- gaf mee
- gaf mee
- gaven mee
- gaven mee
- gaven mee
v.t.t.
- heb meegegeven
- hebt meegegeven
- heeft meegegeven
- hebben meegegeven
- hebben meegegeven
- hebben meegegeven
v.v.t.
- had meegegeven
- had meegegeven
- had meegegeven
- hadden meegegeven
- hadden meegegeven
- hadden meegegeven
o.t.t.t.
- zal meegeven
- zult meegeven
- zal meegeven
- zullen meegeven
- zullen meegeven
- zullen meegeven
o.v.t.t.
- zou meegeven
- zou meegeven
- zou meegeven
- zouden meegeven
- zouden meegeven
- zouden meegeven
diversen
- geef mee!
- geeft mee!
- meegegeven
- meegevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meegeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar | meegeven; meesturen; meezenden | aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; draaien; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; iets toekennen; ingeven; ondervragen; overgeven; overhandigen; overhoren; ronddelen; schenken; toebedelen; toebrengen; toekennen; toesteken; toewijzen; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; verlenen; verschaffen; verstrekken; wenden; zwenken |
enviar con | meegeven; meesturen; meezenden |