Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. torpederen:


Dutch

Detailed Translations for torpederen from Dutch to Spanish

torpederen:

torpederen verbe (torpedeer, torpedeert, torpedeerde, torpedeerden, getorpedeerd)

  1. torpederen

Conjugations for torpederen:

o.t.t.
  1. torpedeer
  2. torpedeert
  3. torpedeert
  4. torpederen
  5. torpederen
  6. torpederen
o.v.t.
  1. torpedeerde
  2. torpedeerde
  3. torpedeerde
  4. torpedeerden
  5. torpedeerden
  6. torpedeerden
v.t.t.
  1. heb getorpedeerd
  2. hebt getorpedeerd
  3. heeft getorpedeerd
  4. hebben getorpedeerd
  5. hebben getorpedeerd
  6. hebben getorpedeerd
v.v.t.
  1. had getorpedeerd
  2. had getorpedeerd
  3. had getorpedeerd
  4. hadden getorpedeerd
  5. hadden getorpedeerd
  6. hadden getorpedeerd
o.t.t.t.
  1. zal torpederen
  2. zult torpederen
  3. zal torpederen
  4. zullen torpederen
  5. zullen torpederen
  6. zullen torpederen
o.v.t.t.
  1. zou torpederen
  2. zou torpederen
  3. zou torpederen
  4. zouden torpederen
  5. zouden torpederen
  6. zouden torpederen
en verder
  1. ben getorpedeerd
  2. bent getorpedeerd
  3. is getorpedeerd
  4. zijn getorpedeerd
  5. zijn getorpedeerd
  6. zijn getorpedeerd
diversen
  1. torpedeer!
  2. torpedeert!
  3. getorpedeerd
  4. torpederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for torpederen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
torpedear torpederen