Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. vastvriezen:


Dutch

Detailed Translations for vastvriezen from Dutch to Spanish

vastvriezen:

vastvriezen verbe (vries vast, vriest vast, vroor vast, vroren vast, vastgevroren)

  1. vastvriezen

Conjugations for vastvriezen:

o.t.t.
  1. vries vast
  2. vriest vast
  3. vriest vast
  4. vriezen vast
  5. vriezen vast
  6. vriezen vast
o.v.t.
  1. vroor vast
  2. vroor vast
  3. vroor vast
  4. vroren vast
  5. vroren vast
  6. vroren vast
v.t.t.
  1. ben vastgevroren
  2. bent vastgevroren
  3. is vastgevroren
  4. zijn vastgevroren
  5. zijn vastgevroren
  6. zijn vastgevroren
v.v.t.
  1. was vastgevroren
  2. was vastgevroren
  3. was vastgevroren
  4. waren vastgevroren
  5. waren vastgevroren
  6. waren vastgevroren
o.t.t.t.
  1. zal vastvriezen
  2. zult vastvriezen
  3. zal vastvriezen
  4. zullen vastvriezen
  5. zullen vastvriezen
  6. zullen vastvriezen
o.v.t.t.
  1. zou vastvriezen
  2. zou vastvriezen
  3. zou vastvriezen
  4. zouden vastvriezen
  5. zouden vastvriezen
  6. zouden vastvriezen
diversen
  1. vries vast!
  2. vriest vast!
  3. vastgevroren
  4. vastvriezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vastvriezen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
congelarse vastvriezen dichtvriezen

External Machine Translations: