Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verhevigen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verhevigen from Dutch to Spanish

verhevigen:

verhevigen verbe (verhevig, verhevigt, verhevigde, verhevigden, verhevigd)

  1. verhevigen (intensiveren; versterken; aanscherpen; toespitsen)

Conjugations for verhevigen:

o.t.t.
  1. verhevig
  2. verhevigt
  3. verhevigt
  4. verhevigen
  5. verhevigen
  6. verhevigen
o.v.t.
  1. verhevigde
  2. verhevigde
  3. verhevigde
  4. verhevigden
  5. verhevigden
  6. verhevigden
v.t.t.
  1. heb verhevigd
  2. hebt verhevigd
  3. heeft verhevigd
  4. hebben verhevigd
  5. hebben verhevigd
  6. hebben verhevigd
v.v.t.
  1. had verhevigd
  2. had verhevigd
  3. had verhevigd
  4. hadden verhevigd
  5. hadden verhevigd
  6. hadden verhevigd
o.t.t.t.
  1. zal verhevigen
  2. zult verhevigen
  3. zal verhevigen
  4. zullen verhevigen
  5. zullen verhevigen
  6. zullen verhevigen
o.v.t.t.
  1. zou verhevigen
  2. zou verhevigen
  3. zou verhevigen
  4. zouden verhevigen
  5. zouden verhevigen
  6. zouden verhevigen
diversen
  1. verhevig!
  2. verhevigt!
  3. verhevigd
  4. verhevigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verhevigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
intensificar aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verhevigen; versterken sterken; sterker maken; sterker worden; versterken

Wiktionary Translations for verhevigen:

verhevigen
verb
  1. heviger worden