Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verondersteld:
  2. veronderstellen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verondersteld from Dutch to Spanish

verondersteld:


veronderstellen:

veronderstellen verbe (veronderstel, veronderstelt, veronderstelde, veronderstelden, verondersteld)

  1. veronderstellen (aannemen; uitgaan van)

Conjugations for veronderstellen:

o.t.t.
  1. veronderstel
  2. veronderstelt
  3. veronderstelt
  4. veronderstellen
  5. veronderstellen
  6. veronderstellen
o.v.t.
  1. veronderstelde
  2. veronderstelde
  3. veronderstelde
  4. veronderstelden
  5. veronderstelden
  6. veronderstelden
v.t.t.
  1. heb verondersteld
  2. hebt verondersteld
  3. heeft verondersteld
  4. hebben verondersteld
  5. hebben verondersteld
  6. hebben verondersteld
v.v.t.
  1. had verondersteld
  2. had verondersteld
  3. had verondersteld
  4. hadden verondersteld
  5. hadden verondersteld
  6. hadden verondersteld
o.t.t.t.
  1. zal veronderstellen
  2. zult veronderstellen
  3. zal veronderstellen
  4. zullen veronderstellen
  5. zullen veronderstellen
  6. zullen veronderstellen
o.v.t.t.
  1. zou veronderstellen
  2. zou veronderstellen
  3. zou veronderstellen
  4. zouden veronderstellen
  5. zouden veronderstellen
  6. zouden veronderstellen
diversen
  1. veronderstel!
  2. veronderstelt!
  3. verondersteld
  4. veronderstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

veronderstellen [znw.] nom

  1. veronderstellen
    la suposición; la presuposición

Translation Matrix for veronderstellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
presuposición veronderstellen aanname; postulaat; premisse; stelling; these; thesis; vooronderstelling
suposición veronderstellen aanname; aannemen; gissing; hypothese; inschatting; onderstelling; postulaat; stelling; theorie; these; thesis; veronderstelling; voorgevoel; vooronderstellen; vooronderstelling
VerbRelated TranslationsOther Translations
presumir aannemen; uitgaan van; veronderstellen aannemen; ervan uitgaan; geloven; gissen; gissing maken; grootspreken; opscheppen; opsnijden; postuleren; raden; snoeven; vooronderstellen
suponer aannemen; uitgaan van; veronderstellen aannemen; ervan uitgaan; geloven; gissen; gissing maken; raden; speculeren op

Wiktionary Translations for veronderstellen:

veronderstellen
verb
  1. een bepaalde aanname maken

Cross Translation:
FromToVia
veronderstellen dar por sentado; suponer assume — to suppose to be true
veronderstellen adivinar; conjeturar guess — to reach an unqualified conclusion
veronderstellen imaginar imagine — (transitive) to assume
veronderstellen suponer; concluir; tantear; estimar reckon — to conclude, as by an enumeration and balancing of chances; hence, to think; to suppose
veronderstellen suponer suppose — theorize; hypothesize
veronderstellen suponer annehmen — eine Vermutung anstellen
veronderstellen suponer supposer — Poser une chose pour établie (sens général)