Dutch

Detailed Translations for oplettend from Dutch to French

oplettend:


Translation Matrix for oplettend:

NounRelated TranslationsOther Translations
alerte alarm; alert; hulpgeroep; hulpkreet; melding; noodkreet; noodsignaal; waarschuwing
intéressé Warm; belanghebbende; belangstellende; geïnteresseerde; reflectant
ModifierRelated TranslationsOther Translations
alerte alert; oplettend; uitgeslapen; wakker ad rem; adrem; bezet; bijdehand; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; energiek; flitsend; geagiteerd; geanimeerd; gevat; hip; levendig; levenslustig; modieus; monter; opgetogen; opgewekt; raak; slagvaardig; snedig; snel; tierig; trendy; verhit; vief; vlot; vol fut; vrolijk; wakker
attentif aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; aangenaam; aardig; alert; attent; behulpzaam; belangstellend; galant; geïnteresseerd; goedaardig; goedhartig; hoede; hoffelijk; hulpvaardig; paraat; plezierig; ridderlijk; voorkomend; voorzichtig; vriendelijk; waaks; waakzaam; wakend; zachtaardig; zorgvuldig
attentivement aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; aangenaam; aardig; alert; attent; behulpzaam; belangstellend; geïnteresseerd; goedaardig; goedhartig; hoede; hulpvaardig; met een scherp oog; nauwlettend; paraat; plezierig; voorkomend; voorzichtig; vriendelijk; waaks; waakzaam; wakend; zachtaardig; zorgvuldig
avec vigilance aandachtig; oplettend; opmerkzaam ad rem; alert; hoede; paraat; slagvaardig; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wakker; zorgvuldig
intéressé aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; belangstellend; betrokken; ermee gemoeid zijn; geïnteresseerd; hebberig; hebzuchtig; inhalig
plein d'intérêt aandachtig; oplettend; opmerkzaam aandachtig; belangstellend; geïnteresseerd; vol belangstelling
vif alert; oplettend; uitgeslapen; wakker actief; ad rem; adrem; beweeglijk; bezet; bijdehand; bitter; bitter van smaak; blij; blijmoedig; dapper; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; flink; flitsend; geagiteerd; gevat; hanig; heftig; hel; hevig; hip; intens; intensief; kien; kittig; krachtig; levendig; levenskrachtig; levenslustig; modieus; moedig; monter; moreel sterk; onbeheerst; ongeblust; onstuimig; opgetogen; opgewekt; pienter; pinnig; raak; rap; scherp; scherpzinnig; slagvaardig; slim; snedig; snel; snibbig; spits; spitsvondig; tierig; trendy; uitgekiend; uitgekookt; verhit; verwoed; vinnig; vitaal; vlijmend; vlot; vlug; vrolijk; wakker
vigilant aandachtig; oplettend; opmerkzaam accuraat; ad rem; alert; hoede; net; paraat; precies; secuur; slagvaardig; stipt; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; wakker; zorgvuldig

Related Words for "oplettend":


Wiktionary Translations for oplettend:

oplettend
adjective
  1. Qui a de l’attention, de la concentration sur quelque chose.
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
oplettend attentivement attentively — in an attentive manner

oplettend form of opletten:

opletten verbe (let op, lette op, letten op, opgelet)

  1. opletten (aandachtig luisteren; toeluisteren)
  2. opletten (aandacht erbij houden)
  3. opletten (uitkijken voor; oppassen)
  4. opletten (in de gaten houden; in het oog houden; toezien)
    observer; regarder
    • observer verbe (observe, observes, observons, observez, )
    • regarder verbe (regarde, regardes, regardons, regardez, )
  5. opletten (bij de les blijven)
  6. opletten (hoeden voor)

Conjugations for opletten:

o.t.t.
  1. let op
  2. let op
  3. let op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
o.v.t.
  1. lette op
  2. lette op
  3. lette op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
v.t.t.
  1. heb opgelet
  2. hebt opgelet
  3. heeft opgelet
  4. hebben opgelet
  5. hebben opgelet
  6. hebben opgelet
v.v.t.
  1. had opgelet
  2. had opgelet
  3. had opgelet
  4. hadden opgelet
  5. hadden opgelet
  6. hadden opgelet
o.t.t.t.
  1. zal opletten
  2. zult opletten
  3. zal opletten
  4. zullen opletten
  5. zullen opletten
  6. zullen opletten
o.v.t.t.
  1. zou opletten
  2. zou opletten
  3. zou opletten
  4. zouden opletten
  5. zouden opletten
  6. zouden opletten
diversen
  1. let op!
  2. let op!
  3. opgelet
  4. oplettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opletten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire attention aandacht erbij houden; aandachtig luisteren; bij de les blijven; opletten; oppassen; toeluisteren; uitkijken voor oppassen; oppassen voor gevaar; uitkijken; voorzichtig zijn
ne pas relâcher son attention bij de les blijven; opletten
observer in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aankijken; aanschouwen; achten; bekijken; bemerken; bespeuren; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; eerbiedigen; gadeslaan; gewaarworden; hoogachten; hoogschatten; horen; inspecteren; kijken; merken; nakomen; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; patrouilleren; respecteren; signaleren; staren; surveilleren; te zien krijgen; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
regarder in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien aanblikken; aangaan; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; betreffen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; gadeslaan; inkijken; inspecteren; inzien; kijken; kijken naar; onderscheiden; ontwaren; opmerken; raken; schouwen; slaan op; staren; toekijken; toeschouwen; turen; zien
se garder de hoeden voor; opletten besparen; bezuinigen; korten; matigen
se méfier de hoeden voor; opletten wantrouwen
écouter bien aandachtig luisteren; opletten; toeluisteren
être attentif aandacht erbij houden; opletten oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
- oppassen; uitkijken

Synonyms for "opletten":


Related Definitions for "opletten":

  1. je aandacht erbij houden1
    • jongens, allemaal even opletten als ik dit uitleg1

Wiktionary Translations for opletten:

opletten
verb
  1. bij voortduring aandachtig zijn
opletten
Cross Translation:
FromToVia
opletten guetter; tendre l'oreille listen — to expect or wait for a sound
opletten assurer make sure — to verify; to recheck; to use extra care or caution
opletten prêter attention; faire attention; être attentif pay attention — to be attentive
opletten regarder; observer watch — to observe
opletten surveiller watch — to attend or guard
opletten faire attention; prendre garde; faire gaffe watch — to be wary

letten op:

letten op verbe (let op, lette op, letten op, opgelet)

  1. letten op

Conjugations for letten op:

o.t.t.
  1. let op
  2. let op
  3. let op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
o.v.t.
  1. lette op
  2. lette op
  3. lette op
  4. letten op
  5. letten op
  6. letten op
v.t.t.
  1. heb opgelet
  2. hebt opgelet
  3. heeft opgelet
  4. hebben opgelet
  5. hebben opgelet
  6. hebben opgelet
v.v.t.
  1. had opgelet
  2. had opgelet
  3. had opgelet
  4. hadden opgelet
  5. hadden opgelet
  6. hadden opgelet
o.t.t.t.
  1. zal letten op
  2. zult letten op
  3. zal letten op
  4. zullen letten op
  5. zullen letten op
  6. zullen letten op
o.v.t.t.
  1. zou letten op
  2. zou letten op
  3. zou letten op
  4. zouden letten op
  5. zouden letten op
  6. zouden letten op
diversen
  1. let op!
  2. let op!
  3. opgelet
  4. oplettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for letten op:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire attention à letten op

Wiktionary Translations for letten op:


External Machine Translations: