Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanmodderen:


Dutch

Detailed Translations for aanmodderen from Dutch to French

aanmodderen:

aanmodderen verbe

  1. aanmodderen (prutsen; rommelen)
    bricoler; tripoter
    • bricoler verbe (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • tripoter verbe (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )

Translation Matrix for aanmodderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bricoler klussen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bricoler aanmodderen; prutsen; rommelen aanrommelen; aanrotzooien; broddelen; dokteren; fröbelen; klusje opknappen; klussen; knoeien; knutselen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; prutsen; rondhangen; rotzooien; scharrelen; sleutelen
tripoter aanmodderen; prutsen; rommelen aanrommelen; aanrotzooien; broddelen; foezelen; friemelen; frommelen; frunniken; klungelen; klunzen; knoeien; peuteren; prutsen; pulken; rotzooien; scharrelen; scharrelen van kip; stuntelen