Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. cadeau geven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for cadeau geven from Dutch to French

cadeau geven:

cadeau geven verbe (geef cadeau, geeft cadeau, gaf cadeau, gaven cadeau, cadeau gegeven)

  1. cadeau geven (schenken; cadeau doen)
    offrir; donner cadeau; verser; céder; faire présent de
    • offrir verbe (offre, offres, offrons, offrez, )
    • verser verbe (verse, verses, versons, versez, )
    • céder verbe (cède, cèdes, cédons, cédez, )

Conjugations for cadeau geven:

o.t.t.
  1. geef cadeau
  2. geeft cadeau
  3. geeft cadeau
  4. geven cadeau
  5. geven cadeau
  6. geven cadeau
o.v.t.
  1. gaf cadeau
  2. gaf cadeau
  3. gaf cadeau
  4. gaven cadeau
  5. gaven cadeau
  6. gaven cadeau
v.t.t.
  1. heb cadeau gegeven
  2. hebt cadeau gegeven
  3. heeft cadeau gegeven
  4. hebben cadeau gegeven
  5. hebben cadeau gegeven
  6. hebben cadeau gegeven
v.v.t.
  1. had cadeau gegeven
  2. had cadeau gegeven
  3. had cadeau gegeven
  4. hadden cadeau gegeven
  5. hadden cadeau gegeven
  6. hadden cadeau gegeven
o.t.t.t.
  1. zal cadeau geven
  2. zult cadeau geven
  3. zal cadeau geven
  4. zullen cadeau geven
  5. zullen cadeau geven
  6. zullen cadeau geven
o.v.t.t.
  1. zou cadeau geven
  2. zou cadeau geven
  3. zou cadeau geven
  4. zouden cadeau geven
  5. zouden cadeau geven
  6. zouden cadeau geven
en verder
  1. is cadeau gegeven
  2. zijn cadeau gegeven
diversen
  1. geef cadeau!
  2. geeft cadeau!
  3. cadeau gegeven
  4. cadeau gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for cadeau geven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
céder cadeau doen; cadeau geven; schenken afleggen; afstaan; als waar erkennen; bezwijken; capituleren; doorbuigen; doorzakken; erkennen; het onderspit delven; opgeven; overgeven; strijd verliezen; tenondergaan; toegeven; uitleveren; wijken; zich overgeven; zwichten
donner cadeau cadeau doen; cadeau geven; schenken
faire présent de cadeau doen; cadeau geven; schenken doneren; geven; schenken
offrir cadeau doen; cadeau geven; schenken aan tafel bedienen; aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; bedienen; bieden; fuiven; geven; indienen; laten zien; leveren; offreren; opdienen; opdissen; overgeven; overhandigen; presenteren; toesteken; tonen; trakteren; uitloven; vertonen; voorschotelen; voorzetten
verser cadeau doen; cadeau geven; schenken bijstorten; binnen gieten; deponeren; distribueren; doneren; geld overmaken; geven; gieten; gieten op; iemand iets toedienen; ingeven; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; op rekening storten; opdrinken; opgieten; overboeken; overgieten; overschenken; overschrijven; overstorten; overzenden; ronddelen; schenken; storten; uitdrinken; uitgieten; uitkeren; uitreiken; uitschenken; uitstorten; verdelen; vergieten; verstrekken

Wiktionary Translations for cadeau geven:


External Machine Translations:

Related Translations for cadeau geven