Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. husselen:


Dutch

Detailed Translations for husselen from Dutch to French

husselen:

husselen verbe (hussel, husselt, husselde, husselden, gehusseld)

  1. husselen (door elkaar schudden; hutselen)
    mélanger; changer; échanger; substituer
    • mélanger verbe (mélange, mélanges, mélangeons, mélangez, )
    • changer verbe (change, changes, changeons, changez, )
    • échanger verbe (échange, échanges, échangeons, échangez, )
    • substituer verbe (substitue, substitues, substituons, substituez, )

Conjugations for husselen:

o.t.t.
  1. hussel
  2. husselt
  3. husselt
  4. husselen
  5. husselen
  6. husselen
o.v.t.
  1. husselde
  2. husselde
  3. husselde
  4. husselden
  5. husselden
  6. husselden
v.t.t.
  1. heb gehusseld
  2. hebt gehusseld
  3. heeft gehusseld
  4. hebben gehusseld
  5. hebben gehusseld
  6. hebben gehusseld
v.v.t.
  1. had gehusseld
  2. had gehusseld
  3. had gehusseld
  4. hadden gehusseld
  5. hadden gehusseld
  6. hadden gehusseld
o.t.t.t.
  1. zal husselen
  2. zult husselen
  3. zal husselen
  4. zullen husselen
  5. zullen husselen
  6. zullen husselen
o.v.t.t.
  1. zou husselen
  2. zou husselen
  3. zou husselen
  4. zouden husselen
  5. zouden husselen
  6. zouden husselen
diversen
  1. hussel!
  2. husselt!
  3. gehusseld
  4. husselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for husselen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
changer door elkaar schudden; husselen; hutselen aflossen; afwisselen; amenderen; converteren; doen buigen; hernieuwen; herstellen; herzien; inruilen; inwisselen; kenteren; modificeren; ombuigen; omruilen; omvormen; omwerken; omwisselen; omzetten; overstappen; remplaceren; renoveren; reorganiseren; ruilen; uitwisselen; veranderen; verbeteren; vernieuwen; verruilen; vervangen; vervormen; verwisselen; wijzigen; wisselen
mélanger door elkaar schudden; husselen; hutselen aan mengsel toevoegen; aanroeren; aanstippen; beroeren; bijmengen; dooreenmengen; doorelkaargooien; even aanraken; mengen; mixen; roeren; vermengen
substituer door elkaar schudden; husselen; hutselen inruilen; inwisselen; omruilen; omwisselen; overschrijven; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
échanger door elkaar schudden; husselen; hutselen afwisselen; herzien; inruilen; inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; uitwisselen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen

External Machine Translations: