Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. inboorling:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inboorling from Dutch to French

inboorling:

inboorling [de ~ (m)] nom

  1. de inboorling (oorpronkelijke bewoner; autochtoon; inlander; ingeborene)
    l'aborigène; l'indigène; l'autochtone

Translation Matrix for inboorling:

NounRelated TranslationsOther Translations
aborigène autochtoon; inboorling; ingeborene; inlander; oorpronkelijke bewoner inboorlinge
autochtone autochtoon; inboorling; ingeborene; inlander; oorpronkelijke bewoner inboorlinge; oerbewoner
indigène autochtoon; inboorling; ingeborene; inlander; oorpronkelijke bewoner inboorlinge; naturel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
aborigène autochtoon; inheems; inheemse; inlands; inlandse
autochtone autochtoon; inheems; inheemse; inlands; inlandse
indigène autochtoon; inheems; inheemse; inlands; inlandse

Wiktionary Translations for inboorling:


Cross Translation:
FromToVia
inboorling indigène Aboriginal — original inhabitant of any land